“Nauwelijks pensioenschade voor hoge salarissen”

Judith Scherrenberg MPLA werkzaam bij Edmond Halley

Medewerkers met een salaris van meer dan € 100.000 hoeven er wat betreft hun pensioen niet op achteruit te gaan vanaf 2015. De fiscale ruimte voor pensioen van de werkgever is vanaf 2015 weliswaar beperkt, maar door gebruik te maken van overige financiële mogelijkheden kan de € 100.000 plusser er zelfs op vooruit gaan.

Maar daar moet je wel wat voor doen

Een lagere pensioenopbouw bij de werkgever, betekent ook een lagere premie en dus een verslechtering van arbeidsvoorwaarden. 1) De deels vrijvallende premie kan de werkgever gebruiken om de pensioenachteruitgang te repareren. In veel gevallen kan de pensioenachteruitgang volledig gerepareerd worden en regelmatig leidt het zelfs tot een verbetering van de pensioensituatie.

Maar dat gebeurt niet vanzelf. Sparen, netto pensioen, netto lijfrente, hypotheek aflossen en uitgeven zijn allemaal mogelijkheden om het overgebleven pensioenbudget te besteden. De uiteindelijke invulling vraagt ook om discipline bij de werknemer zelf. De werkgever doet er daarom goed aan een financieel specialist op dit gebied in te schakelen.

De berekening vergelijkt op het niveau van netto besteedbaar inkomen

In de berekeningen hierna vergelijken we de uitkomsten van het bruto pensioen als dat op basis van de nu geldende toezegging ongewijzigd tot pensioendatum zou worden opgebouwd, met de uitkomsten zoals die gelden vanaf 2015: het bruto pensioen-deel in combinatie met het maximale netto pensioen. Je kunt alleen appels met appels vergelijken als je ook de netto inkomensbestanddelen in box 3 van de Inkomstenbelasting meeneemt. Daarom is zowel in de oude als de nieuwe pensioensituatie omgerekend naar netto besteedbaar inkomen.

De maatman in de berekeningen is geboren in 1970 en verdient € 150.000. De volgende stappen worden gezet:

  1. Berekenen welk verschil aan premie ontstaat door wat in de huidige regeling tot aan pensioendatum betaald zou worden bij het oude systeem en in de nieuwe regeling met verlaagde opbouwpercentages. Hierbij ga je uit van de premie voor het ouderdomspensioen (OP).
  2. Berekenen welk deel van het verschil besteed kan worden aan het netto pensioen. Deze inleg vervolgens doorrekenen 2) met rendement 3) zonder vermogensrendementsheffing (vanwege de vrijstelling in box 3 voor nettopensioen).
  3. Het restant aan premie berekenen dat overblijft na besteding aan nieuwe bruto middelloon en het netto pensioen. Dit restant vervolgens apart houden en doorrekenen met rendement met vermogensrendementsheffing.
  4. Het totaal op pensioendatum doorrekenen naar netto besteedbaar inkomen rekening houdend met vermogensrendementsheffing.

Doordat de werknemer de inleg van het netto pensioen kan baseren op de hoogste kolom (staffel 4) van de 3%-staffel 4), is het fiscaal aantrekkelijker geworden de inleg in netto pensioen te doen

De Belastingdienst heeft staffels voor 2015 gepubliceerd. 5) De standaard staffel is gebaseerd op opbouw op basis van middelloon met 4% rekenrente. De Belastingdienst heeft tegelijkertijd ook een staffel op basis van 3% rekenrente bekend gemaakt.  Met de 3% rekenrente staffel kan de beschikbare premie beter de huidige werkelijkheid van de middelloonregeling volgen omdat de premie voor de meeste middelloonregelingen is gebaseerd op een rente tussen de 2,5 en 3%. Bij netto pensioen mag je voor de maximale premie de staffel kiezen voor OP en direct ingaand bereikbaar NP op basis van 3% rekenrente. Dat is de hoogste staffel. Dankzij de 3% staffel kan de inleg gemiddeld zo’n 30% hoger zijn dan bij de 4% staffel. Dat betekent voor de werknemer dat hij over een hoger gespaard bedrag netto pensioen bedrag geen vermogensrendementsheffing betaalt.

Door te kiezen voor netto pensioen in plaats van netto lijfrente, bespaart de werknemer bovendien alleen al in het jaar dat hij 67 wordt € 1.054 6) aan vermogensrendementsheffing, omdat hij over het in netto pensioen opgebouwde vermogen geen vermogensrendementsheffing verschuldigd is. De jaren erna bespaart hij telkens over het restant vermogen -/- opname de 1,2% vermogensrendementsheffing. Deze uitgangspunten leiden tot de volgende grafiek.

Grafiek

*rekening houdend met 3% netto rendement en 1,2% vermogensrendementsheffing

De werknemer gaat er bij een verlaagd bruto pensioen mét volledige compensatie door de werkgever in netto besteedbaar inkomen op vooruit. Een goede inventarisatie bij de werkgever en bij de werknemer zorgt voor een passend advies.

Bij deze maatman zie je dat deze er wat betreft netto besteedbaar pensioeninkomen op vooruit gaat, ondanks een verlaagd bruto pensioen. Daarbij levert hij niet in op arbeidsongeschiktheidsvoorziening of nabestaandenpensioen. Het is weliswaar geen exacte kopie van de oude situatie en er zitten heus enkele nadelen aan maar ook voordelen. Hoe dit uitwerkt voor andere situaties hangt af van de individuele situatie van de betreffende werknemer.

Het belangrijkste nadeel van netto pensioen ten opzichte van netto lijfrente is dat netto pensioen alleen een mogelijkheid biedt tot een levenslange uitkering

Netto pensioen moet vanaf pensioendatum levenslang gaan uitkeren. Dat hoeft niet erg te zijn, want het geeft inkomenszekerheid. Het netto pensioen mag wel variëren binnen de marge van 100:75. De netto lijfrente kan met behulp van een tijdelijke oudedagslijfrente 7) in combinatie met een levenslange lijfrente op maat worden gemaakt. Bovendien kan de werknemer kiezen voor een bankspaarlijfrente. Dat betekent bij uitkering een keuzemogelijkheid voor een uitkeringsperiode van (minimaal) 20 jaar. Een netto lijfrente biedt daarmee meer mogelijkheden om financieel te plannen en aan te sluiten bij de wensen van de werknemer.

Bij netto lijfrente in de vorm van banksparen, komt tijdens de opbouwperiode het geld na overlijden bij de erfgenamen terecht en wordt onderdeel van de nalatenschap. Bij overlijden tijdens de uitkeringsperiode gaat de uitkering over naar de nabestaanden tot de oorspronkelijke einddatum is bereikt. Bij het netto pensioen kan het geld niet vererven en wordt de waarde van de eventueel overeengekomen nabestaandenuitkering in mindering gebracht op de successievrijstelling, evenals de ingegane bankspaarlijfrente.

Als de werkgever de netto pensioen regeling aanbiedt, is het een Pensioenwet voorziening. Dit betekent dat de pensioenuitvoerders rekening moeten houden met de Wet op de medische keuringen (WMK) en de dekkingen zonder medische beperkingen moeten accepteren. Verder ontvangen de werknemers alle voorgeschreven pensioendocumenten, wat wel hogere uitvoeringskosten met zich meebrengt. De hoogte van die kosten kunnen medebepalend zijn voor de keuze voor netto pensioen of netto lijfrente.

Het netto nabestaandenpensioen en de arbeidsongeschiktheidsdekkingen kan de werkgever apart aanvullend regelen

Voor het nabestaandenpensioen kan de werkgever aparte netto aanvullende voorzieningen treffen. De eerste aanbieders hebben hun producten gereed. Een eenmalige netto kapitaaluitkering aan de nabestaanden is een mogelijkheid. De arbeidsongeschiktheidsdekkingen worden niet beperkt in de nieuwe wetgeving. De totale kosten voor het op peil houden van deze voorzieningen zijn vergelijkbaar met de huidige kosten. Als deze voorzieningen via de werkgever lopen, mogen de pensioenuitvoerders, net zoals nu ook geldt voor het collectieve pensioen, voor de alternatieve voorzieningen per 2015 geen gezondheidswaarborgen vragen. Er volgt binnenkort nog een aanvullend besluit over de details van de invulling van deze voorzieningen. Het zou prettig zijn voor de uitvoeringspraktijk als deze informatie snel beschikbaar komt.

Persoonlijke financiële planning leidt tot een passend advies voor de werknemer

De mensen voor wie de netto pensioen of lijfrente regeling gaat gelden, zijn meestal de beslissers binnen een onderneming. Vaak kritische klanten met specifieke wensen. De werkgever kan een aanbod aan de werknemer doen dat aansluit bij zijn HR-beleid. De werknemer kan en mag zijn eigen keuzes maken.

Een persoonlijke financiële planning voor de werknemer geeft de adviseur de ruimte op adequate wijze de werknemer naar een passende oplossing te begeleiden. De adviseur kan dan de verschillende opties vanuit de wensen van de werknemer goed afwegen.

1) Werknemers zullen wel moeten instemmen met deze wijziging. In geval van een achteruitgang heeft de werknemer arbeidsrechtelijk in beginsel recht op compensatie

2) In de berekening is uitgegaan van postnumerando inleg

3) In de berekening op basis van 3% netto rendement.

4) Zie brief Klijnsma en Wiebes van 01 september 2014 kenmerk 2014-0000126834.

5) http://www.belastingdienstpensioensite.nl/VA_14-004.htm

6) Dit is berekend door 1,2% vermogensrendementsheffing te rekenen over het aanwezige netto pensioenvermogen

7) Minimale looptijd 5 jaar