Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep inzake AOW-leeftijd

In 2013 is de AOW-leeftijd stapsgewijs verhoogd. Doordat de AOW later ingaat, kan sprake zijn van een zogenaamd AOW-gat. Dit heeft geleid tot diverse rechtszaken. Nadat een aantal lagere rechtbanken uitspraak heeft gedaan, heeft nu de Centrale Raad van Beroep in een aantal van deze zaken beslist. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Verhoging AOW-leeftijd geoorloofd
De Centrale Raad van Beroep heeft zich gebogen over de vraag of het tijdelijk verlies aan inkomen (AOW-gat) onevenredig nadeel oplevert voor de pensioengerechtigde.
De Centrale Raad oordeelt dat de opgebouwde AOW-rechten als eigendom moeten worden beschouwd dat door het Europees recht wordt beschermd. De verhoging van de AOW-leeftijd betekent een beperking van het ongestoord genot van dit eigendom. De Centrale Raad vindt echter dat daarvoor een rechtvaardiging aanwezig is. De overheidsuitgaven worden beperkt en het draagvlak voor de AOW is veilig gesteld.
Verder meent de Centrale Raad dat in het algemeen een behoorlijk evenwicht is behouden tussen het belang van de samenleving en het individuele belang van de pensioengerechtigde. De verhoging van de AOW-leeftijd vindt immers geleidelijk plaats en er is een compensatieregeling voor mensen met weinig inkomen en vermogen. 
Tot slot oordeelt de Centrale Raad dat er door het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd geen ongeoorloofd onderscheid, bijvoorbeeld naar leeftijd, bestaat. Het trekken van een leeftijdsgrens is altijd arbitrair. Deze grens is niet onredelijk, gezien de ruime beleidsvrijheid die de wetgever heeft en gezien de rechtvaardiging voor het verhogen van de AOW-leeftijd.

Lage tegemoetkoming wachtgeldregeling niet geoorloofd
Tegelijkertijd heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraken gedaan in zaken van voormalig burgerpersoneel van Defensie. Van deze mensen is de wachtgelduitkering gestopt op 65 jaar, terwijl de AOW-leeftijd stapsgewijs is verhoogd. In de tussenperiode ontvingen de betrokkenen een (lagere) tegemoetkoming. Bovendien heeft de minister gewezen op de mogelijkheid het pensioen eerder in te laten gaan. De Centrale Raad oordeelt dat de constructie, waarbij het wachtgeld werd vervangen door een tegemoetkoming, een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. Betrokkenen mochten er op rekenen dat hun wachtgeld aansloot op hun AOW en konden niet verwachten met een lagere uitkering rond te moeten komen. Ook oordeelt de Centrale Raad dat deze voormalige ambtenaren in redelijkheid hun pensioen niet eerder hoeven laten in te gaan. Dit zou immers een levenslang lager ouderdomspensioen tot gevolg hebben. De minister moet met deze uitspraak in de hand met een andere oplossing voor het inkomensverlies komen.
(Bron: CRvB 18 juli 2016, ecli:nl:crvb:2016:2502 en 2503 en CRvB 18 juli 2016, o.a. ecli:nl:crvb:2016:2614 t/m 2622)

Noot:

Bij de twee verschillende situaties, waarover de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld, staat het al dan niet aanwezig zijn van verboden onderscheid centraal. Hierbij wordt de nieuwe situatie (verhoogde AOW-leeftijd) met de oude situatie (AOW-leeftijd op 65 jaar) vergeleken.
Bij de beslissingen over de verhoging van de AOW-leeftijd oordeelt de Centrale Raad dat ondanks dat er sprake is van onderscheid, dit onderscheid geoorloofd is. De rechtvaardiging wordt gevonden in het dienen van ‘het grotere belang’. Op zich is dit niet verrassend. Het zou pas verrassend zijn geweest als de Centrale Raad van Beroep anders zou hebben beslist, want daarmee zou de bevoegdheid van de wetgever ernstig zijn beperkt. Kortweg komt het er op neer dat het belang van het individu moet wijken voor het collectief, zonder dat hierbij onredelijke situaties ontstaan.
Ook bij de uitspraken over het stopzetten van wachtgeld is sprake van onderscheid, echter de Centrale Raad vindt dit onderscheid niet geoorloofd en dus verboden. De minister zal het inkomensgat tussen einde wachtgeldregeling en de AOW-leeftijd moeten repareren. Het lijkt erop dat de Centrale Raad een parallel heeft getrokken met de sociale verzekeringsuitkeringen in die zin dat de werknemersverzekeringen, zoals WW en WIA, ook doorlopen tot de AOW-leeftijd.
Dit ligt anders bij verzekeringen tegen inkomensverlies, zoals particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Degene die reeds arbeidsongeschikt is en een uitkering ontvangt met einddatum 65 jaar, wordt alsdan geconfronteerd met een AOW-gat. Veelal zal de rekening als gevolg van verhoging van de AOW-leeftijd door de arbeidsongeschikte moeten worden betaald. 

(augustus 2016)