FA Nieuwsbrief oktober 2016

Jaargang 05 nummer 05

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen

Lijfrente

Eigen Woning

Sparen en Beleggen

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Gids Productfiscaliteiten 2016

Heeft u een vraag over pensioen, lijfrente, kapitaalverzekering, arbeidsongeschiktheidsverzekering, eigen woning, etc.? Kijkt u dan eens in de Gids Productfiscaliteiten 2016. Deze Gids is in tien jaar uitgegroeid tot hét naslagwerk over de fiscale regelgeving voor verzekerings- en bancaire producten.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen

Afschaffen van pensioen in eigen beheer: een mijnenveld vol met adviesmogelijkheden

Alieke en Jaco

Al bijna vier jaar is sprake van afschaffing van het pensioen in eigen beheer voor de directeur groot aandeelhouder (DGA). Naar aanleiding van diverse brieven van de staatssecretaris met voorgestelde wijzigingen, zijn in Financieel Actief al meerdere artikelen verschenen onderwerp (bijvoorbeeld Het einde van de eigen BV als pensioenuitvoerder, 6 januari 2016 door mr. Remko Hesse en ZZP-pensioenfonds straks ook voor DGA’s?, 3 juli 2014 door mr. drs. Alieke Doornink. Het ‘dossier’ de fiscale behandeling van pensioen in eigen beheer speelt dus al een poosje… maar een ‘eindoplossing’ lijkt in zicht.
Als onderdeel van het pakket Belastingplan 2017 is op Prinsjesdag is dan eindelijk het langverwachte wetsvoorstel voor de uitfasering van het pensioen in eigen beheer verschenen. Het artikel over Prinsjesdag 2016 dat eerder in Financieel Actief is verschenen behandelt de inhoud van het wetsvoorstel.
Dit artikel dat u nu leest, is bedoeld als vervolg op het artikel over Prinsjesdag en behandelt onderwerpen die extra aandacht behoeven bij het geven van advies aan de DGA en zijn eventuele partner. Daarnaast komen zaken aan bod waar op dit moment, ruim twee weken na het verschijnen van het wetsvoorstel, nog onduidelijkheid over bestaat. Wij verwachten dat deze onduidelijkheden bij de behandeling van het wetsvoorstel terugkomen in Kamervragen.

De plannen voor box 3: zit de oplossing erbij?

Kees van Oostwaard Athora

Enigszins in de luwte van Prinsjesdag 2016 heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën op 20 september een brief met bijbehorend rapport over box 3 naar de Tweede Kamer gezonden. Hij komt daarmee zijn toezegging na die hij ongeveer een jaar geleden deed. De omvang van (de brief en) het rapport laat zien dat de staatssecretaris de wens van de Kamer van een rechtvaardiger heffing in box 3 serieus neemt. In dit artikel behandel ik de belangrijkste punten uit de brief en het rapport en voorzie ik die van kanttekeningen.

 

Korte berichten

Gewenste pensioenleeftijd 61 jaar, fiscale pensioenleeftijd naar 68 jaar?

Sinds 2010 houdt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gegevens bij over het werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt en publiceert deze gegevens elke twee jaar. Uit de eind augustus 2016 gepubliceerde studie van het SCP blijkt dat veel ouderen rond 61 jaar met pensioen willen gaan. Dit staat haaks op de doelstelling van de overheid om de arbeidsdeelname van ouderen te laten toenemen en om mensen langer door te laten werken.
Half september 2016 heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap (KAG) de Prognosetafel AG2016 bekend gesteld. Hieruit blijkt dat van zowel vrouwen als mannen de sterftekansen nog steeds dalen en de levensverwachting blijft stijgen. Op basis van de laatste inzichten bedraagt de levensverwachting van een in 2016 geboren meisje 93,0 jaar en van een in 2016 geboren jongen 90,1 jaar. Rekening houdend met de verwachte toekomstige verbetering in de levensverwachting, verwacht het AG dat de levensverwachting van kinderen, die over 50 jaar worden geboren, verder stijgt naar 96 à 97 jaar (meisjes) en 93 à 94 jaar (jongens).


In de Wet op de loonbelasting 1964 is bepaald dat uiterlijk op 1 januari 2017 is vastgesteld of op 1 januari 2022 de AOW-leeftijd verder wordt verhoogd naar 68 jaar. Uiterlijk op 1 januari 2017 is ook vastgesteld of de pensioenrichtleeftijd (de leeftijd waarop de fiscale facilitering van pensioenopbouw is afgestemd) op 1 januari 2018 wordt verhoogd naar 68 jaar. Of de AOW- en pensioenrichtleeftijd worden verhoogd, hangt af van de dan meest recente ramingen omtrent de levensverwachting van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Volgens het KAG zou, indien het CBS de Prognosetafel AG2016 zou gebruiken voor deze ramingen, de AOW- en pensioenrichtleeftijd inderdaad verder omhoog gaan.
(Bronnen:  - Aanbod van arbeid 2016’, Sociaal en Cultureel Planbureau, 30 augustus 2016;
                  - ‘Levensverwachting in Nederland blijft stijgen’, Koninklijk Actuarieel Genootschap,
                     13 september 2016)

 
Noot:

Volgens het ‘automatisme’ dat nu in de wet is opgenomen, is het goed mogelijk dat het CBS op basis van haar eigen gegevens tot dezelfde uitkomsten komt als het KAG en dat daardoor de pensioenrichtleeftijd per
1 januari 2018 van 67 naar 68 jaar gaat en ook de AOW-leeftijd per 1 januari 2022 verder stijgt naar 68 jaar. Het is echter ook goed mogelijk dat een meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer te vinden is voor aanpassing van dit ‘automatisme’ in de wet. In het voorjaar van 2017 vinden verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats en de strijd om de kiezer is nu al begonnen. Gezien de gewenste pensioenleeftijd van 61 jaar, ligt het voor de hand dat een aantal politieke partijen  een verdere verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd wil tegenhouden en soms zelfs een verlaging daarvan in hun programma heeft staan. Pensioenuitvoerders kunnen dus niet eerder definitief maatregelen nemen om pensioenregelingen aan te passen, dan het moment waarop de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd wettelijk een feit is.

(oktober 2016)

 

Belastingdienst controleert afkoop lijfrente in aangifte en geeft kans om te verbeteren. Middeling een optie?

Eind deze zomer heeft de Belastingdienst een brief gestuurd aan iedereen die in 2015 een lijfrente heeft afgekocht. Het gaat met name om mensen die de afkoopsom niet of niet juist in hun aangifte over 2015 hebben ingevuld. De Belastingdienst verzoekt de brief eventueel te overhandigen aan de (fiscaal) adviseur om zo de aangifte te controleren en eventueel te verbeteren. Dit om een mogelijke boete te voorkomen.

De Belastingdienst krijgt op grond van het loonheffingen- en renseigneringsproces fiscale gegevens door van onder meer banken en verzekeraars over het afgekochte lijfrente(n). Deze gegevens worden vergeleken met de gegevens in de aangifte. Als het gaat om de afkoop van een oud regime lijfrente (voor 1992 tegen koopsombetaling en voor 16 oktober 1990 tegen premiebetaling gesloten), dan is géén revisierente verschuldigd. In alle andere gevallen wel als de afkoopwaarde meer bedraagt dan € 4.281 (grensbedrag ‘kleine lijfrente’ in 2015). In beide afkoopsituaties houdt de verzekeraar loonbelasting in op de afkoopwaarde. Bij een oud regime lijfrente volgens de groene ‘tabel bijzondere beloningen’ en in overige gevallen volgens het vaste tarief van 52%.

De verbeterde aangifte moet vóór 13 september 2016 bij de Belastingdienst binnen zijn. Wanneer de particulier geen actie onderneemt, kan hem dit geld gaan kosten!

Noot:

De verbeterde aangifte moest vóór 13 september 2016 bij de Belastingdienst binnen zijn. Het is uiteraard – nu deze datum verstreken is – nog wel mogelijk om bezwaar te maken tegen de aanslag als deze is gebaseerd op een verkeerde aangifte.
Op zich is het vreemd dat de Belastingdienst niet eerder, namelijk vóór het invullen van de betreffende aangifte, op het belang van een juiste invulling heeft gewezen en de informatie heeft verstrekt die daarbij hoort. Het gaat om ingewikkelde materie. Zo mag de afkoopsom bij niet oud regime lijfrentes in sommige situaties nog worden verminderd met aantoonbaar niet-afgetrokken premies. Over deze gegevens beschikt de klant. Deze waarde kan de verzekeraar niet opgeven! Vervolgens moet bij afkoop van een lijfrente de afkoopsom en de eventueel ingehouden revisierente op verschillende plaatsen in de aangifte worden ingevuld. Waarschijnlijk heeft de Belastingdienst onderkend dat de hoeveelheid niet of niet juist ingevulde afkoopsommen in de aangifte niet moedwillig is veroorzaakt, maar vanuit onwetendheid en  complexiteit van de regeling.

Tot slot bestaat de mogelijkheid om ‘middeling’ toe te passen, als een klant een eenmalige (hoge) afkoopsom voor een lijfrente heeft ontvangen. Bij middeling wordt op verzoek over een aaneengesloten tijdvak van drie hele kalenderjaren het verschil berekend van de belasting die is geheven en die verschuldigd zou zijn als in ieder jaar een derde van het totale belastbaar inkomen in deze drie jaren belast zou zijn geweest. Voorwaarde is dat de teruggaaf een bepaald minimumbedrag bedraagt (in 2016: € 545).

Hieronder volgt een voorbeeld.
Het inkomen van een man bedraagt jaarlijks € 40.000. In 2013 koopt de man zijn lijfrente af. De ontvangen afkoopsom bedraagt € 60.000, waardoor zijn inkomen in 2013 uitkomt op € 100.000. De jaren daarna bedraagt zijn inkomen weer € 40.000. Wanneer hij middeling toepast over de jaren 2013, 2014 en 2015, krijgt hij circa
€ 3.000 inkomstenbelasting terug. Zie in de bijlage de berekening middelingsteruggaaf 2013 - 2015.

(oktober 2016)
 

 

Minister Blok: nieuwe boeteregels ook van toepassing op oude hypotheken

Minister Blok van Wonen en Rijksdienst bevestigt dat de nieuwe boeteregels voor het vervroegd aflossen van de hypotheek zowel voor nieuwe als bestaande hypotheken gelden. Hij doet dat naar aanleiding van Kamervragen van de leden Ronnes en Omtzigt.
De Kamerleden hebben 17 vragen gesteld rondom de wens van veel woningbezitters om hun hypotheekrentepercentage te verlagen. Maar verlaging blijkt vaak kostbaar door “de vergoeding voor het financiële nadeel van de kredietverstrekker als gevolg van het tussentijds openbreken van het contract” (in de praktijk ook wel boeterente genoemd).

De bank is bij het afsluiten van de hypotheek een langdurige verplichting aangegaan. Als er geen vergoeding meer gevraagd mag worden als de consument eenzijdig de overeenkomst openbreekt, kunnen kredietverstrekkers geen rentevaste periodes meer aanbieden. Een consument zal de hypotheek willen oversluiten als de rente daalt en de afgesproken rente willen behouden als de rente stijgt.

Op 14 juli 2016 is de nieuwe Europese hypothekenrichtlijn van kracht geworden.
De minister geeft aan dat in de nieuwe wet- en regelgeving is opgenomen dat de vergoeding van een aanbieder voor vervroegde aflossing vanaf 14 juli 2016 niet hoger mag zijn dan het werkelijk geleden financiële nadeel dat de aanbieder heeft bij vervroegde aflossing. Dit geldt bij aflossen, oversluiten en rentemiddeling. De consument moet de berekeningswijze van de vergoeding kunnen controleren. Dit geldt zowel voor bestaande hypotheken, als voor hypotheken die na 14 juli 2016 zijn afgesloten.
(Bron: brief van minister voor Wonen en Rijksdienst, 2 september 2016, kenmerk 2016-0000500842)


Noot:

Wel de lusten, maar niet de lasten? Dat is waar het kort gezegd om draait bij de problematiek van rentewijzigingen bij hypotheken. Maar omdat banken langdurige verplichtingen aangaan, mogen zij de werkelijke kosten bij vervroegd aflossen in rekening brengen.
Volgens de Europese richtlijn zouden de nieuwe regels alleen gelden voor nieuwe hypotheken. Maar de Nederlandse wetgeving gaat verder. Daardoor gelden de nieuwe regels voor alle gevallen, dus ook voor de bestaande.
Overigens merkt de staatssecretaris in zijn brief terecht op dat het voor consumenten die een spaarhypotheek hebben afgesloten, niet altijd voordelig is om de hypotheek tegen een lagere rente over te sluiten. De rente die zij betalen over de hypotheekschuld is namelijk gekoppeld aan de rente die zij ontvangen op hun spaardeel. De lagere rente voor de lening wordt dan teniet gedaan door de hogere premie/inleg voor het spaardeel.

(oktober 2016)

 

 

Korte berichtenlabel

Korte berichten