FA Nieuwsbrief oktober 2017

Jaargang 6 nummer 5

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Algemeen

Regeerakkoord: Vertrouwen in de toekomst | Artikel

Pensioen

Vernieuwde beschikbare premiestaffels per 1 januari 2018 | Kort bericht
Tempo verhoging AOW-leeftijd te hoog | Kort bericht
Ontwerpbesluit aanpassing nettopensioen | Kort bericht

Eigen woning

DNB acht voortvarende aanpak aflossingsvrije hypotheken noodzakelijk | Kort bericht
Betaling eigenwoningrente niet aannemelijk gemaakt | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

Artikelen

Regeerakkoord: Vertrouwen in de toekomst

Kees Vivat

Bijna zeven maanden na de verkiezingen is er dan eindelijk een regeerakkoord. Het regeerakkoord heeft als thema “Vertrouwen in de toekomst“. Met maar liefst vier partijen is een akkoord van 55 pagina’s tekst (plus 13 pagina’s bijlagen) uitgewerkt. Dit artikel geeft een beschouwing van de belangrijkste punten inzake oudedagsvoorzieningen, eigen woning en belastingwetgeving.

 

 

Korte berichten

Vernieuwde beschikbare premiestaffels per 1 januari 2018

Zoals ook eerder bericht, gaat de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2018 omhoog van 67 naar 68 jaar. In dat kader zijn in maart van dit jaar al nieuwe beschikbare premiestaffels gepubliceerd. Dat was vooruitlopend op een nieuw besluit ter vervanging van het besluit van 20 januari 2017 (nr. 2017-7168, Staatscourant 2017, nr. 4421).
Nog steeds vooruitlopend op een definitief besluit heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioen (CAP) in een V&A wederom nieuwe (voorlopige) staffels per 1 januari 2018 gepubliceerd op basis van een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De nu aangepaste premiestaffels zijn berekend op basis van de meest recente overlevingstafels GBM/GBV 2011/2016. De vorige publicatie van maart 2017 was nog gebaseerd op overlevingstafels GBM/GBV 2010/2015.
Onderstaand de van toepassing zijnde (voorlopige) staffels per 1 januari 2018 op basis van 4% rekenrente (tabel 1) en op basis van 3% rekenrente (tabel 2).

Tabel 1 (staffel op basis van 4% rekenrente ter vervanging van de staffels van bijlage I van het besluit 20 januari 2017)

Leeftijdsklassen tot 68 jaar

Percentage van de pensioengrondslag
(opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

 

OP

OP en uitgesteld
opgebouwd PP

OP en direct
ingaand
opgebouwd PP

OP en direct
ingaand
bereikbaar PP

15 tot en met 19

3,2

3,9

4,4

4,6

20 tot en met 24

3,7

4,4

5,1

5,4

25 tot en met 29

4,5

5,4

6,1

6,6

30 tot en met 34

5,5

6,6

7,4

7,8

35 tot en met 39

6,7

8,0

8,9

9,4

40 tot en met 44

8,2

9,8

10,7

11,3

45 tot en met 49

10,0

11,9

13,0

13,6

50 tot en met 54

12,2

14,6

15,7

16,4

55 tot en met 59

15,0

18,0

19,0

19,8

60 tot en met 64

18,6

22,4

23,1

23,7

65 tot en met 67

22,3

26,8

27,2

27,3

Tabel 2 (staffel op basis van 3% rekenrente (ter vervanging van de staffels van bijlage IV van het besluit 20 januari 2017)

Leeftijdsklassen tot 68 jaar

Percentage van de pensioengrondslag
(opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

 

OP

OP en uitgesteld
opgebouwd PP

OP en direct
ingaand
opgebouwd PP

OP en direct
ingaand
bereikbaar PP

15 tot en met 19

5,7

6,9

7,8

8,0

20 tot en met 24

6,3

7,7

8,7

9,1

25 tot en met 29

7,3

8,9

10,0

10,5

30 tot en met 34

8,5

10,4

11,5

12,1

35 tot en met 39

9,9

12,0

13,3

13,8

40 tot en met 44

11,5

14,0

15,3

15,9

45 tot en met 49

13,4

16,3

17,7

18,4

50 tot en met 54

15,6

19,0

20,4

21,2

55 tot en met 59

18,3

22,3

23,6

24,5

60 tot en met 64

21,7

26,5

27,4

28,1

65 tot en met 67

25,0

30,6

31,0

31,2

Noot:

Uitvoerders en werkgevers zijn - als het goed is - al druk bezig om te bezien of aanpassingen per 1 januari 2018 noodzakelijk zijn. In dat opzicht is een aanpassing van de staffels op dit moment wellicht minder gelukkig. Positief aspect is dat de staffels niet lager zijn geworden. De percentages zijn soms 0,1% hoger en soms gelijk gebleven.
Nog steeds geldt dat de definitieve aangepaste premiestaffels bij beleidsbesluit zullen worden vastgesteld. Wanneer dat nieuwe beleidsbesluit komt is onduidelijk.

Tempo verhoging AOW-leeftijd te hoog

“Het tempo van de stijging van de AOW-leeftijd is veel te snel, werknemers kunnen zich hier niet goed op voorbereiden. Veel werknemers kunnen pas met pensioen op AOW-leeftijd, en dat wordt straks 67 jaar en drie maanden. Voor veel werknemers gaat dat echt veel te snel.” Dat zegt Maurice Limmen, voorzitter CNV Vakcentrale. Hij reageert op het debat dat in de Tweede Kamer is gevoerd over de gevolgen van de versneld verhoogde AOW-leeftijd voor werknemers met fysiek zware beroepen.
De CNV-voorzitter begrijpt dat de AOW-leeftijd omhoog moest. Maar de sociale partners eerder afspraken hebben gemaakt met de regering over het tempo van de verhoging van de AOW-leeftijd. Naar zijn mening is het tempo door eenzijdig ingrijpen vanuit de politiek onverantwoord hoog komen te liggen. Werknemers hebben daardoor te weinig kans zich op de nieuwe verhoogde AOW-leeftijd voor te bereiden. Hij voegt daar nog aan toe dat veel oudere werknemers nu nog langdurig werkloos zijn. Ook daar moet nu iets aan gebeuren.
Het CNV herhaalt haar pleidooi voor een flexibele AOW-ingangsdatum. Voor wat betreft de fysiek zware beroepen stelt de voorzitter dat het vaak juist de werknemers met fysiek zware beroepen zijn, die al op jonge leeftijd zijn begonnen te werken. Ook zij moeten in goede gezondheid van hun welverdiende AOW kunnen genieten.

(Bron: website CNV, 20 september 2017)

(oktober 2017)

Ontwerpbesluit aanpassing nettopensioen

In het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen wordt gepoogd een bestaand knelpunt rondom het nettopensioen op te lossen. Op dit moment moet bij de omzetting van het opgebouwde kapitaal in een pensioenaanspraak een kostendekkend tarief worden gehanteerd. Dit betekent dat mee wordt betaald aan de financiering van de collectieve zekerheidsbuffer van het pensioenfonds dat ook de basispensioenregeling uitvoert. De zekerheidsbuffer wordt gesteld op het vereiste vermogen en niet het daadwerkelijk vermogen. Daardoor kan het voorkomen dat wordt betaald voor een zekerheid op basis van het vereiste vermogen terwijl het daadwerkelijke vermogen lager ligt.
Het besluit regelt dat het inkooptarief wordt gebaseerd op de feitelijke dekkingsgraad in plaats van de vereiste dekkingsgraad. Daarbij geldt wel een aantal voorwaarden dat ervoor zorgt dat deelnemers aan een nettopensioenregeling bijdragen aan de dekkingsgraad met een ondergrens van minimaal het vereiste vermogen. Een bovengrens ontbreekt en ziet op een pensioenfonds met een hogere dan minimaal vereiste dekkingsgraad. Tot slot moet eenzelfde tarief worden betaald als het tarief voor de basispensioenregeling daarvoor aanleiding geeft.
De maatregel werkt terug tot en met 1 september 2016 wat betekent dat uitvoerders van nettopensioenregelingen eventuele nabetalingen moeten doen in gevallen waarin teveel is bijgedragen. Een andere geplande maatregel, die niet in dit besluit is opgenomen, is het introduceren van een keuzemogelijkheid om het nettopensioen onder te brengen bij een andere uitvoerder in de uitkeringsfase.
(Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen, 5 september 2017)

(oktober 2017)

 

DNB acht voortvarende aanpak aflossingsvrije hypotheken noodzakelijk

In het op 9 oktober gepubliceerde Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS) staat dat de Nederlandse hypotheekschuld voor bijna 55% bestaat uit leningen waarop niet regulier wordt afgelost. Huishoudens met dergelijke hypothecaire leningen lopen het risico dat zij niet over voldoende financiële middelen beschikken om deze leningen voor of op de einddatum af te lossen. De Nederlandsche Bank (DNB) geeft aan dat kredietverstrekkers hun klanten actief moeten wijzen op dit risico en ze te helpen bij het vinden van een passende oplossing. DNB vindt het daarbij wenselijk dat de kredietverstrekkers hun klanten stimuleren om bijvoorbeeld de financiële ruimte die ontstaat bij het oversluiten van bestaande leningen tegen een lagere rente, te gebruiken voor extra aflossing.
DNB constateert ook dat de Nederlandse woningmarkt stevig aantrekt. Lokaal vertoont de markt tekenen van oververhitting. Hoge schulden brengen risico’s met zich mee. Het is daarom wenselijk om de afbouw van de hypotheekrenteaftrek aanzienlijk te versnellen en leennormen verder in te perken.
(Persbericht DNB, 9 oktober 2017)

Noot:

DNB wordt voor wat betreft de hypotheekrenteaftrek op haar wenken bedient door het regeerakkoord. Aan de leennormen lijkt nog niet getornd te worden.

(oktober 2017)

Betaling eigenwoningrente niet aannemelijk gemaakt

Een vrouw heeft in 2011 en 2012 aangifte inkomstenbelasting gedaan. Zij heeft daarbij rente en kosten van geldlening voor de eigen woning in aftrek gebracht. Naar aanleiding van de aangifte 2011 heeft de belastinginspecteur vragen gesteld (ook over de persoonsgebonden aftrek maar dat onderdeel blijft hier verder buiten beschouwing).
Ondanks een herinnering komt hier geen reactie op. De inspecteur corrigeert vervolgens de aangifte. De vrouw maakt hiertegen bezwaar. In een gesprek met de inspecteur dat daarop volgt zegt de vrouw toe om binnen een maand met de gevraagde gegevens te komen. De vrouw reageert pas als er een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar komt. De vooraankondiging houdt in dat het bezwaar zal worden afgewezen omdat de vrouw niet reageert op de informatieverzoeken. Stukken ontbreken nog steeds. De vrouw noemt ook een schuld van € 50.000 maar vermeldt daarbij niet bij welke bank die schuld is aangegaan.
Voor het jaar 2012 verloopt de procedure vergelijkbaar.
Het Hof constateert dat belanghebbende onvoldoende gegevens heeft aangedragen waaruit de betaling van de rente door belanghebbende en haar echtgenoot blijkt, ook nadat de belastinginspecteur hierom verschillende keren heeft gevraagd. De rentebetaling is niet aannemelijk gemaakt. De belastinginspecteur heeft de rentekosten terecht niet geaccepteerd.

(Hof Arnhem-Leeuwarden 20 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5154)

(oktober 2017)

Korte berichtenlabel

Korte berichten