Nieuwe standpunten eigen woning

De Kennisgroep Onroerende zaken van de Belastingdienst heeft drie nieuwe standpunten gepubliceerd. De drie standpunten houden verband met verhuizen.
Bij het eerste standpunt heeft een belastingplichtige een eigen woning die hij op enig moment verlaat om in een andere woning samen te gaan wonen. De belastingplichtige heeft op dat moment nog geen plannen om de leegstaande woning te verkopen. Pas na één jaar en drie maanden besluit de belastingplichtige de woning alsnog te gaan verkopen. De Kennisgroep geeft aan dat de zogenoemde verhuisregeling van artikel 3.111, tweede lid, van de Wet IB 2001 voor een voor de verkoop bestemde, leegstaande woning ook van toepassing is als de woning niet direct na het vertrek uit de woning bestemd is voor de verkoop. Dat is alleen het geval voor het restant van de periode waarover de verhuisregeling maximaal kan worden toegepast. In dit voorbeeld wordt de maximale periode verminderd met één jaar en drie maanden waarin de woning nog niet bestemd was voor de verkoop. De Kennisgroep tekent daarbij nog aan dat overgang van de woning van box 1 naar box 3 en weer terug niet als vervreemding en verwerving wordt aangemerkt. De zogenoemde bijleenregeling is in deze situatie niet van toepassing.
Bij het tweede standpunt heeft een belastingplichtige een eigen woning met een bestaande eigenwoningschuld in de zin van artikel 10bis.1 van de Wet IB 2001. Hij koopt een nieuwe woning en betrekt die woning even later anders dan tijdelijk als hoofdverblijf. De oude woning wordt een vakantiewoning en ‘verhuist’ samen met de daarbij behorende schuld naar box 3.
Voor zover de schuld voor de nieuwe woning niet hoger is dan de bestaande eigenwoningschuld op de oude woning, is ook de schuld die de belastingplichtige voor de nieuwe woning aangaat, een bestaande eigenwoningschuld.
In het derde standpunt is sprake van een belastingplichtige die vóór 2013 een woning heeft gekocht. Voor de financiering is hij een aflossingsvrije lening is aangegaan. Deze lening kwalificeert als een bestaande eigenwoningschuld. Op enig moment na 31 december 2012 verhuist de belastingplichtige naar een huurwoning en betrekt deze anders dan tijdelijk als hoofdverblijf. De voormalige eigen woning wordt een vakantiewoning. Enkele jaren later gaat de belastingplichtige de oude woning weer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruiken. De Kennisgroep bevestigt dat de aflossingsvrije lening op de oude woning weer kwalificeert als bestaande eigenwoningschuld op het moment dat hij weer gaat wonen in die oude woning. Terugkeer naar box 1 is ook na 2020 mogelijk. Wel moet die terugkeer vóór 1 januari 2044 plaatsvinden. Op dat moment vervalt namelijk het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden. Als de oude eigen woning al vóór 31 december 2012 was verhuurd, had de terugkeer naar dezelfde woning moeten plaatsvinden vóór 1 januari 2021. Anders bestaat geen recht op het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden.
(Kennisgroepen, KG:051:2023:20, KG:051:2023:21 en KG:051:2023:22, 21 december 2023)

Noot:
De drie standpunten zijn als bijlage bij dit bericht opgenomen.

(januari 2024)