Lijfrente-uitkeringen terecht belast

Een man heeft in 1997 een lijfrenteverzekering afgesloten. De man betaalt jaarlijks € 2.496 premie aan de verzekeraar. Na 2002 betaalt de man geen premies meer en is de verzekering premievrij gemaakt.

In 2012 - het jaar waarin de man de 65-jarige leeftijd bereikt - is de lijfrenteverzekering omgezet in een direct ingaande lijfrente. In de jaren 2012 tot en met 2016 ontvangt de man jaarlijks een lijfrente-uitkering van € 3.580. Deze inkomsten verantwoordt hij niet in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Over de jaren 2012 tot en met 2014 heeft de man al eerder een bezwaar- en beroepsprocedure gevolgd (tot aan de Hoge Raad) en is daarbij in het ongelijk gesteld aangezien hij niet kan bewijzen dat hij heeft verzuimd de betaalde lijfrentepremies in aftrek te brengen. Daarbij heeft de man gesteld dat de door hem in aftrek gebrachte bedragen betrekking hebben op aan hem toegezonden facturen voor verrichte werkzaamheden door een timmerbedrijf, zonder dit aannemelijk te maken. De jaarlijkse uitkeringen zijn terecht in de belastingheffing betrokken.

In deze procedure stelt de man dat de lijfrente-uitkeringen in 2015 en 2016 ten onrechte in de heffing van inkomstenbelasting zijn betrokken.

De inspecteur brengt een uitdraai uit het automatiseringssysteem van de Belastingdienst in, waarin staat dat de volgende bedragen in aftrek zijn gebracht:

  • 1999: € 2.737
  • 2000: € 2.828
  • 2001: € 2.583
  • 2002: € 2.709

In deze nieuwe procedure stelt de man dat de in aftrek gebrachte bedragen geen lijfrentepremies betreffen, maar kosten voor hotelovernachtingen in Duitsland toen hij daar als regiomanager werkzaam was. Het hof hecht weinig waarde aan deze verklaring aangezien deze afwijkt van de stellingname in de eerdere procedure.

Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.

(Hof Arnhem-Leeuwarden, 9 november 2021, nrs. 20/01075 en 20/01076, ECLI:NL:GHARL:2021:10463)

Noot:

De eerste procedure was al niet kansrijk, maar deze tweede was naar onze mening kansloos. Hiermee heeft de man - onnodig - beslag gelegd op de kostbare tijd van de Belastingdienst en het hof.

Uit de uitspraak blijkt niet of de uitvoerder van de direct ingaande lijfrente loonheffingen heeft ingehouden op de uitkeringen, hetgeen wel voor de hand ligt. Dat is dan ook vermoedelijk de aanleiding geweest voor de inspecteur om de aangifte van de man te corrigeren, omdat de man zelf een afwijkende aangifte heeft ingediend.

(december 2022)