Een man heeft een lijfrenteverzekering die onder het oude regime valt. De verzekering expireert op 1 januari 2017. Bedoeling van de man is om de lijfrente te schenken aan zijn nog studerende dochters, waarbij de ingehouden loonheffing door hen kon worden terug gekregen van de Belastingdienst. De man schenkt pas na de einddatum van de lijfrenteverzekering de netto uitkering aan zijn dochters. In juli 2016 en oktober 2016 heeft de verzekeraar de man gewezen op de naderende einddatum. In de brieven gaat de verzekeraar in op het onderwerp begunstiging. Bij de tweede brief wordt ook een brochure meegezonden waarin wordt gewezen op de mogelijkheid van schenken en de aanbeveling ‘om vóór het bereiken van de einddatum van de verzekering contact op te nemen met een adviseur’. De man stuurt op 16 januari 2017 het keuzeformulier in met daarbij een brief waarin hij meldt dat hij in overleg met zijn accountant en fiscalist heeft besloten om de lijfrenteverzekering te schenken aan zijn kinderen. Hij geeft aan telefonisch contact te hebben gehad met een medewerker van de verzekeraar en dat schenking mogelijk is omdat sprake is van een oud regime lijfrente. Een gesprek met de adviseur van de verzekeraar acht de man niet meer nodig omdat hij al met zijn eigen accountant en fiscalist heeft gesproken. Op het keuzeformulier vermeldt de man zichzelf bij de gegevens van de eerste begunstigde en geeft bij de keuzemogelijkheid op het formulier aan de lijfrente te willen schenken. Daarbij staat als toelichting: ‘de fiscale gevolgen bij schenken kunnen complex zijn. Neem daarom contact op met een adviseur. Ga verder naar keuze: ik wil een afspraak met adviseur van’ de verzekeraar. Deze laatste zin is door de man doorgehaald en vervangen door ‘N.V.T.’ In februari 2017 houdt de verzekeraar ruim € 8.000 loonheffing in en keert aan beide dochters uit. In april ontvangt de man een jaaropgaaf op zijn naam. Het wordt hem dan duidelijk dat ruim € 8.000 op zijn naam aan loonheffing is ingehouden. Na een verzoek van de man geeft de verzekeraar aan dat na de expiratie van de verzekering in overeenstemming met het verzoek van de man is uitgekeerd. De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KIFID oordeelt dat de verzekering op 1 januari 2017 is geëxpireerd en dat daarmee de einddatum van de verzekering is bereikt. De begunstiging zoals die op de einddatum op de polis was vermeld, kan niet meer worden gewijzigd. De uitkering komt dan ook toe aan de man. De commissie geeft aan dat in dit geval op Verzekeraar geen verplichting rust om de man te adviseren over de verzekering. Ook heeft de verzekeraar tijdig gewezen op de mogelijkheid een adviseur te raadplegen. De verzekeraar had geen aanleiding om te twijfelen aan de opdracht van de man nu hij zijn accountant en fiscalist heeft geraadpleegd. De commissie oordeelt dat de verzekeraar niet toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en wijst de vordering van de man af.
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening KIFID, nr. 2019-161, 5 maart 2019)
(mei 2019)