FA Nieuwsbrief december 2015

Jaargang 4 nummer 7

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Algemeen

Pensioen

Eigen woning

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen

Genieten van het juiste fiscale genietingstijdstip

Hans Vivat

Waarom is het genietingstijdstip van belang?
Met enige regelmaat ontvang ik vragen of zie ik rechterlijke uitspraken over het fiscale genietingstijdstip van een uitkering of een uitkeringenreeks uit een levensverzekeringsovereenkomst. Niet alleen is het voor de verzekeraar van belang om te weten welk tijdstip fiscaal wordt aangemerkt als genietingstijdstip. De verzekeraar is immers vaak verantwoordelijk voor een tijdige belastingheffing en -afdracht. Als de inhoudingsplichtige (de verzekeraar) op een later tijdstip loonheffing inhoudt terwijl het fiscale genietingstijdstip eerder zou moeten worden vastgesteld, dan kan sprake zijn van een onjuiste aangifte. De eerdere aangifte zal dan moeten worden gecorrigeerd. Het kan ook zijn dat er helemaal nog geen loonheffing is ingehouden en dat de Belastingdienst stelt dat het genietingstijdstip reeds is verstreken. In dat geval kan de Belastingdienst de verzekeraar een correctieverplichting opleggen of een naheffingsaanslag (met heffingsrente en boetes).
Maar ook de begunstigde(n) van de uitkering zullen willen weten op welk moment belasting wordt geheven. En niet in de laatste plaats zal de adviseur willen weten wat het genietingstijdstip is en in het kader van taxplanning voor zijn klant willen weten of dit genietingstijdstip kan worden verplaatst of niet.

Korte berichten

Code oranje voor Belastingplan 2016

Na meerdere keren uitstel van de stemming heeft de Tweede Kamer op 18 november het Belastingplan 2016 aangenomen. In de Tweede Kamer was al lang een meerderheid voor het wetsvoorstel, maar de regering wilde proberen vóór de stemming ook zekerheid te verkrijgen over een meerderheid in de Eerste Kamer. Dat is (nog) niet gelukt.
Na presentatie van de plannen op Prinsjesdag is de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van (maximaal) € 100.000 nog aangepast. De vrijstelling kan uitgesmeerd, over drie achtereenvolgende kalenderjaren, worden benut. De leeftijdsgrens voor de verkrijgers van de schenking blijft tussen 18 en 40 jaar. Dat betekent onder meer dat als de eerste schenking voor de eigen woning op 38-jarige leeftijd wordt ontvangen, niet over drie jaren kan worden uitgesmeerd, maar slechts over twee jaren.
Daarnaast heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarbij de regering wordt verzocht om in het Belastingplan 2017 met voorstellen te komen om per 2018 werkelijk rendement op vermogen te belasten.
(Bron: Vierde nota van wijziging Belastingplan 2016, Kamerstukken 34 302, nr. 79 en Motie van het lid Bashir c.s., Kamerstukken 34 302, nr. 57)

Noot:

Het feit dat er nog geen meerderheid in de Eerste Kamer is voor het Belastingplan 2016, maakt het onzeker dat de plannen ook daadwerkelijk doorgaan. De Eerste Kamer kan de plannen niet meer aanpassen. Ze moet het wetsvoorstel aannemen of verwerpen. Wel kan de regering toezeggingen doen voor toekomstige wijzigingen of - en dat ligt meer voor de hand - het wetsvoorstel na onderhandelingen nog aanpassen via een zogenoemde novelle. Een novelle is een aanpassing op het wetsvoorstel dat door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd.
De motie over het verzoek aan het kabinet om te komen met voorstellen voor belastingheffing op basis van werkelijk rendement, betekent niets meer en niets minder dan een inspanningsverplichting. Dat betekent dat de regering wel iets moet doen, maar dat kan ook zijn het gemotiveerd aangeven waarom het na (uitgebreid) onderzoek toch niet is gelukt om belasting te gaan heffen op basis van werkelijk rendement.

Nieuw verzamelbesluit over pensioenen en stamrechten

Medio november 2015 heeft de staatssecretaris van Financiën een aantal besluiten over pensioenen uit 2003, 2010, 2011 en 2014 samengevoegd en eerdere besluiten over pensioenen (en stamrechten) geactualiseerd. Wij staan stil bij de belangrijkste en enkele opmerkelijke veranderingen.

Aanpassingen en bevestigingen
In het besluit zijn de wijzigingen op grond van de Wet VAP (per 1 januari 2014) en Witteveen 2015 (per 1 januari 2015) opgenomen. Deze wijzigingen zijn niet spectaculair. Het gaat hoofdzakelijk om aanpassingen in verband met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar en het uitstellen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Verder is de werkkostenregeling opgenomen en is het besluit aangepast aan het opheffen van de stamrechtvrijstelling.
In het onderdeel, waarin de bestanddelen van het pensioengevend loon worden genoemd, staat de goedkeuring dat ingehouden bijdragen of premies voor pensioen, voor aanspraken overeenkomend met werknemersverzekeringen, aanspraken uit ongevalsuitkeringen of voor een levensloopregeling niet leiden tot een verlaging van het pensioengevend loon. Verder wordt bevestigd dat eindheffingsbestanddelen tot het pensioengevend loon behoren. Deze eindheffingsbestanddelen moeten dan wel geïndividualiseerd zijn.

Nieuwe tegemoetkomingen

·       Pensioenuitkeringen tot einde van maand van overlijden
In de wet staat dat ouderdoms-, partner- en/of wezenpensioen moet eindigen op het moment dat de pensioengerechtigde overlijdt. Het komt in regelingen vaak voor dat een ouderdoms-, partner- of wezenpensioen doorloopt tot het einde van de maand waarin de pensioengerechtigde is overleden. Voor deze situatie geldt nu een goedkeuring,

·       Terugnemen van voorwaardelijk pensioen Sociaal Akkoord 2004
Het was mogelijk in het kader van het Sociaal Akkoord 2004 om ter compensatie van het wegvallen van VPL-rechten een voorwaardelijk pensioen toe te zeggen. Als de werkgever om wat voor reden dan ook deze toezegging geheel of gedeeltelijk wil terugnemen, dan zou mogelijk sprake kunnen zijn van afkoop en van het onzuiver worden van de hele pensioenregeling. In een dergelijke situatie is nu goedgekeurd dat dit niet als afkoop wordt beschouwd en daarmee dus verder geen fiscale gevolgen heeft,

·       Ouderdomspensioen per eerste van de maand op pensioenrichtdatum
Het gaat hier weliswaar niet om een nieuwe goedkeuring, maar om uitbreiding van een bestaande goedkeuring. Goedgekeurd wordt dat ouderdomspensioen dat per de eerste van de maand ingaat waarin de pensioenrichtdatum wordt bereikt, niet actuarieel hoeft te worden herrekend. Datzelfde geldt voor de jaarlijkse opbouw van dit ouderdomspensioen. Nieuw is dat deze goedkeuring niet geldt tot de eerdere gecommuniceerde datum van 1 januari 2017, maar tot 1 januari 2018.    

(Bron: Besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M, stcrt. 40404 d.d. 17-11-2015)

Noot:

Het is zeer welkom dat vrijwel alle goedkeuringen over pensioen uit het verleden nu in één verzamelbesluit zijn te vinden en bovendien ook nog zijn geactualiseerd.
Als reden voor de goedkeuring om pensioen tot het einde van de maand van overlijden te kunnen blijven uitkeren, wordt opgegeven dat dit soort regelingen op zeer ruime schaal voorkomt en dat het om een geringe afwijking gaat. Het is vreemd dat een goedkeuring voor het per de eerste van de maand uitkeren van pensioen op de pensioenrichtdatum achterwege blijft. Dit is immers een op alle punten vergelijkbare situatie, die wellicht zelfs nog wel vaker voorkomt! Op die manier wordt de indruk gewekt dat halsstarrig aan eenmaal ingehouden standpunten vastgehouden wordt en dat gevechten op de fiscale vierkante millimeter worden uitgevochten. 

Duidelijkheid over afkoop en inhaal nettopensioen

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP)  heeft recent antwoord gegeven op door Fiscale Zaken van Vivat gestelde vragen over afkoop (klein) nettopensioen en inhaal en inkoop nettopensioen.

Afkoop (klein) nettopensioen
Het CAP stelt zich op het standpunt dat de (fiscale) sanctie bij afkoop van klein nettopensioen niet van toepassing is, indien sprake is van een toegestane afkoop volgens de Pensioenwet.

Inhaal en inkoop nettopensioen
Het CAP heeft aangeven dat het mogelijk is om onbenutte nettopensioenruimte in te halen of in te kopen. Onbenutte brutopensioenruimte in de jaren vóór 2015 kan echter niet in 2015 of later in de nettopensioenregeling worden ingehaald. De nettopensioenregeling voorziet immers slechts in nettopensioenopbouw over dat deel van het loon boven de maximum grens van € 100.000. Het achterwege blijven van de opbouw van pensioen over het loon boven € 100.000 in de jaren vóór 2015 vindt niet zijn oorzaak in de invoering van het maximum pensioengevend loon van € 100.000, maar is het gevolg van gemaakte afspraken tussen werkgever en werknemer.  
Als sprake is van inhaal van nettopensioen, bestaat de inhaalruimte uit dat deel van het loon, waarover als gevolg van het maximum pensioengevend loon ad. € 100.000 brutopensioenopbouw in het verleden achterwege is gebleven. Deze uitkomst wordt vermenigvuldigd met het bij besluit gepubliceerde/te publiceren premiepercentage voor nettopensioenregelingen, zoals van toepassing in het jaar van inhaal.

Noot:

Het gaat om duidelijke en goed toepasbare antwoorden van het CAP. Bij het antwoord op de vraag over afkoop van klein nettopensioen kunnen we nog opmerken dat het antwoord wel duidelijk, maar toch ook enigszins verrassend is. Het CAP geeft namelijk aan dat het niet met zoveel woorden in de wet is opgenomen dat de sanctie bij de afkoop van klein nettopensioen niet van toepassing is, maar dat je de wet wel zo mag uitleggen.
Het antwoord op de vraag over inhaal en inkoop bij nettopensioen is duidelijk. Wij merken op dat bij nettopensioen dus alleen inhaal kan plaatsvinden over de periode die teruggaat tot 1 januari 2015. Dit is het moment dat het maximum pensioengevend loon als bedoeld in artikel 18ga Wet LB (€ 100.000) in de wet is opgenomen.

Uitvoeringsbesluit Common Reporting Standard (CRS)

De staatssecretaris van Financiën heeft een voorgenomen uitvoeringsbesluit bekend gemaakt. Hierin staat dat financiële instellingen identificatie- en rapportageprocedures moeten inrichten om vast te stellen of klanten hun woonplaats voor belastingdoeleinden in het buitenland hebben. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe producten.

Bestaande producten
Financiële instellingen zijn verplicht om doorlopend in hun administratie na te gaan of er aanleiding is om te veronderstellen dat een klant zijn fiscale woonplaats in het buitenland heeft. Bijvoorbeeld als in het klantdossier:

1)     staat dat de klant in het buitenland woont;
2)     een actueel post- of woonadres in het buitenland is opgenomen;
3)     alleen buitenlandse telefoonnummers staan;
4)     staat dat gelden naar het buitenland overgemaakt moeten worden;
5)     een volmacht of tekenbevoegdheid aan iemand in het buitenland is gegeven; of
6)     gebruik wordt gemaakt van een ‘per adres’ in het buitenland
7)     voor ‘entiteiten’ (vaak rechtspersonen) in de administratie staat dat de plaats van oprichting in het buitenland is.

Als één van deze indicatoren wordt aangetroffen, kan de instelling verplicht zijn om gegevens door te geven aan het land dat mogelijk de fiscale woonstaat is. Voor op 31 december 2015 bestaande producten zijn instellingen verplicht om na te gaan of deze indicatoren bij klanten aanwezig zijn. Gegevens hoeven niet aan een buitenlandse Belastingdienst doorgegeven te worden, als uit een verklaring van de klant blijkt dat de fiscale woonplaats alleen in Nederland is. Voor producten met een waarde van meer dan $ 1.000.000 moet de instelling ook papieren dossiers controleren op deze indicatoren en navraag doen bij relatiemanagers. Als de klant een entiteit is, geldt een vrijstelling voor de aanlevering tot een waarde van $ 250.000, zolang de waarde niet groter is dan dit bedrag.

Nieuwe producten
Voor na 31 december 2015 af te sluiten producten is de klant verplicht om te verklaren wat zijn fiscale woonplaats is. De instelling moet de verklaring van de klant in de administratie opnemen.
(Bron: Ministerie van Financiën, Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard (concept))

Noot:

In het kader van de aanpak van internationale belastingfraude en belastingontduiking is een wereldwijde standaard ontwikkeld voor internationale uitwisseling van financiële gegevens. Ongeveer honderd landen -waaronder Nederland- gaan op basis van deze standaard onderling gegevens uitwisselen. Met deze regelgeving worden onder meer verzekeraars en banken verplicht om de internationale regels toe te passen en meer informatie in te winnen over hun klanten. Voor klanten betekent het concreet dat naar aanvullende informatie kan worden gevraagd. Bijvoorbeeld in welk land zij voor fiscale doeleinden als inwoner worden gezien en wat het fiscaal identificatienummer is.

Eerste Kamer aanvaardt Fiscale verzamelwet 2015 (waaronder rentekorting personeelshypotheken)

Op 24 november heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 aangenomen. In de Fiscale verzamelwet 2015 is een wijziging opgenomen voor rentekortingen op personeelsleningen die zijn gebruikt voor aankoop of verbouwing van de eigen woning. Het voordeel dat werknemers door de rentekorting verkrijgen, kan niet langer onbelast blijven. Dit onderdeel van de wet treedt op 1 januari 2016 in werking.
(Bron: Eerste Kamer, Verslag van de vergadering van 24 november 2015 (2015/2016 nr. 9) en Staatsblad 2015, nr. 455)

Noot:

Recent hebben we al uitgebreider aandacht besteed aan het wetsvoorstel:
Rentekortingen op personeelsleningen.

Wijziging inkomensnormen bij hypotheekverstrekking

Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst heeft - in overleg met de minister van Financiën - op 26 oktober de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de wijziging van de ‘Tijdelijke regeling hypothecair krediet’. Deze leennormen zijn per 1 januari 2016 vastgesteld na advisering door het Nibud.
Door de combinatie van inflatie enerzijds en verwachte inkomensstijgingen anderzijds, zal de maximale leencapaciteit slechts beperkte wijzigingen laten zien.

Tweeverdieners
Naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Van der Linde gaat de minister in zijn brief ook in op het meewegen van het tweede (gezins)inkomen bij het bepalen van de maximale leencapaciteit. Momenteel wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen eenverdieners en tweeverdieners. Onderscheid blijft, maar met ingang van 2016 zal het tweede inkomen voor 50% meetellen bij het bepalen van het financieringslastpercentage. Het financieringslastpercentage wordt vervolgens toegepast op het gehele gezamenlijke huishoudinkomen. Nu telt het inkomen van de partner nog voor 33% mee. Het Nibud heeft voorgesteld om dit percentage de komende jaren stapsgewijs te verhogen naar 100%. De hypotheeknormen voor tweeverdieners worden dan meer in lijn gebracht met die voor eenverdieners. De minister blijft de ontwikkelingen rond tweeverdieners, samen met AFM en DNB, volgen.

Energiebesparende maatregelen
De bestaande systematiek biedt ruimte om het totale leenbedrag te verhogen bij energiebesparende maatregelen. Voor A++-woningen blijft het extra bedrag € 9.000. Voor zogenoemde nul-op-de-meterwoningen wordt het extra bedrag verhoogd van € 25.000 naar € 27.000.

Studieschulden
Naar aanleiding van de op Prinsjesdag ingediende begroting voor Wonen en Rijksdienst heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Koolmees en Schouten aangenomen. In de motie wordt verzocht om de regelgeving te wijzigen, waardoor de actuele hoogte van een studieschuld wordt meegewogen bij een hypotheekaanvraag. Minister Blok zegt in zijn brief toe om samen met de ministers van OCW en Financiën, de sector zelf en de toezichthouders te onderzoeken op welke manier invulling kan worden gegeven aan deze motie. Een brief hierover volgt in het voorjaar van 2016.
(Bron: Brief minister voor Wonen en Rijksdienst van 26 oktober 2015, kenmerk 2015-0000605184 en Regeling van 19 oktober 2015, nr. 2015-0000013395 tot wijziging van de Tijdelijke regeling hypothecair krediet)

Noot:

De eerste tekenen van herstel op de woningmarkt zijn - met name in de Randstad - zichtbaar. Dat heeft blijkbaar haar weerslag op de inkomensnormen die gelden bij hypotheekverstrekking voor met name tweeverdieners.
Opvallend is de stijging van de leencapaciteit voor nul-op-de-meter-woningen. Dat zijn woningen, waarin een huishouden minder energie verbruikt dan het opwekt. In 2014 bedroeg de extra leencapaciteit daarvoor nog € 13.500. Dit jaar is dat bijna het dubbele, namelijk € 25.000. Maar ook in 2016 is de stijging nog altijd 8%.

Korte berichtenlabel

Korte berichten