FA Nieuwsbrief februari 2013

Jaargang 1 nummer 8

In de vorige Nieuwsbrief gaven we het al aan: er waren veel onduidelijkheden over de eigen woning (en spaarproducten die daarmee samenhangen).
Deze Nieuwsbrief staat daarom voor een groot deel in het teken van die woningmarkt. Allereerst een artikel over de vragen die waren opgekomen naar aanleiding van het overgangsrecht voor Kapitaalverzekeringen Eigen Woning (KEW's), Spaarrekeningen Eigen Woning (SEW's) en Beleggingsrechten Eigen Woning (BEW's).

Daarnaast hebben we een interessant artikel van de hand van Erik van Toledo over het vervallen van de zogenoemde tijdsklemmen voor KEW's, SEW's en BEW's. Graag attenderen we u op zijn website. Deze website bevat het meest complete overzicht van beleidsbesluiten, vragen en antwoorden en rechtspraak op het terrein van levensverzekeringen. De website is ook te vinden in het onderdeel 'Links' op onze website.

Ook in de volgende Nieuwsbrief verwachten wij weer aandacht te schenken aan de woningmarkt. Op 13 februari jl. werd het zogenoemde woningmarktakkoord gesloten. Een globale beschrijving daarvan hebben we opgenomen in een van de Korte berichten. Eveneens in de Korte berichten aandacht voor lijfrenten (zowel rechtspraak als vragen en antwoorden).

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"210","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"100","style":"width: 100px; height: 100px; float: left;","typeof":"foaf:Image","width":"100"}}]]

 

 drs. C.A.J. van Oostwaard
 eindredacteur Financieel Actief

Artikelen

Eindelijk duidelijkheid mogelijkheden overgangsrecht KEW/SEW/BEW vóór 1 april 2013

Kees van Oostwaard Athora

De woningmarkt is in beweging. Niet zo zeer dat op dit moment veel woningen van eigenaar verwisselen, maar (vrijwel) uitsluitend op het terrein van wetgeving.
Een van de elementen die daarbij veel aandacht trekt, is het overgangsrecht tot 1 april 2013 voor Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW). Door een besluit van eind december 2012 was veel onduidelijkheid ontstaan over wat er nu wel en niet mogelijk is onder het overgangsrecht. Met de door de Kennisgroep Verzekeringsproducten gepubliceerde vragen en antwoorden op 14 februari 2013 is een groot deel van die onduidelijkheid weggenomen.

Voorgeschiedenis

Met ingang van 1 januari 2013 geldt als voorwaarde voor hypotheekrenteaftrek dat de eigenwoningschuld (EWS) in maximaal 360 maanden ten minste volgens een annuïtair schema moet worden afgelost. 1) In die wetgeving is geen plaats meer voor een KEW, SEW of BEW, hierna verder aan te duiden als KEW. Slechts in gevallen waarbij een woning is gekocht in 2012, maar de lening pas in 2013 wordt aangegaan, mag nog in 2013 een KEW worden gesloten. Daarnaast worden per 31 december 2012 bestaande KEW’s gerespecteerd op voorwaarde dat van deze verzekeringen na deze datum de looptijd niet wordt verlengd en het verzekerde kapitaal niet wordt verhoogd. En voor SEW’s/BEW’s en kapitaalverzekeringen zonder gegarandeerd kapitaal geldt dat de inleg niet mag worden verhoogd en de looptijd niet mag worden verlengd.
Deze maatregelen zijn zonder meer ingrijpend te noemen. Zo ingrijpend dat veel mensen met een eigen woning nog vóór 1 januari 2013 maatregelen wilden treffen. Dan gaat het vooral om mensen die vanaf 2001 een kapitaalverzekering in box 3 hebben afgesloten met de gedachte deze om te vormen tot een KEW zodra hun box-3-vermogen de algemene vrijstelling van box 3 dreigde te overschrijden. Dit was een niet ongebruikelijk advies de afgelopen twaalf jaar. Immers, voor een kapitaalverzekering zonder KEW-clausule geldt niet de fiscale verplichting om met de uitkering de eigenwoningschuld af te lossen.
Hoewel de plannen voor de woningmarkt met Prinsjesdag 2012 werden ingediend, was lange tijd onduidelijk of deze ook wel door de Tweede en Eerste Kamer zouden worden aangenomen. Vooral bij de Eerste Kamer was dit onduidelijk, omdat coalitiepartijen VVD en PvdA daarin geen meerderheid hebben. Advisering vooruitlopend op aanname van het wetsvoorstel was een hachelijke zaak. Een KEW-clausule plaatsen op een kapitaalverzekering die tot het box-3-vermogen behoort, terwijl vervolgens de plannen niet of slechts gedeeltelijk doorgaan, kan tot de nodige claims van klanten leiden.
De behandeling in de Eerste Kamer was in december 2012 nog gaande. Toen was al duidelijk dat alle verzoeken tot aanpassing van de box-3-verzekeringen niet meer vóór 1 januari 2013 gehonoreerd konden worden. Daarom zond de minister in december een boodschap naar de Eerste Kamer:

‘In de derde nota van wijziging is een overgangstermijn tot 1 april 2013 opgenomen voor de belastingplichtigen die op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld hebben en daarnaast beschikken over een niet aan de eigen woning gekoppelde kapitaalverzekering. Deze groep kan die kapitaalverzekering tot 1 april 2013 omzetten in een KEW. Omdat voor die groep al is voorzien in een overgangstermijn is het kabinet met de leden van de fracties van de VVD en de PVV alsmede met de ondertekenaars van de eerder genoemde motie Kuiper van mening dat ook voor de omzetting van bijvoorbeeld een bestaande aflossingsvrije hypotheek in een (bank)spaarhypotheek een overgangstermijn tot 1 april 2013 billijk is. Ook deze groep, waarvan de omvang onbekend is, krijgt hierdoor nog tot 1 april 2013 de mogelijkheid om een in box 1 vrijgestelde KEW tot stand te brengen waarvan contractueel wordt bepaald dat het kapitaal wordt aangewend voor de aflossing van een (op 31 december 2012) bestaande eigenwoningschuld.’ 2)

Die drie maanden zouden moeten volstaan om al die mensen met een kapitaalverzekering in box 3 of een (gedeeltelijk) aflossingsvrije schuld nog de gelegenheid te geven tot aanpassing. Maar die boodschap werd op 28 december 2012 al weer een stuk teruggenomen. In het Besluit van 21 december 2012 3) werd namelijk voor producten zonder verzekerd kapitaal als voorwaarde gesteld dat de inleg na 31 december 2012 niet mocht worden verhoogd. Dat betekende voor veel mensen met een kapitaalverzekering op beleggingsbasis, dan wel een SEW of BEW, dat ze terug bij af waren. Zij hadden geen mogelijkheid meer tot aanpassing omdat eenvoudigweg de tijd ontbrak. Een onbegrijpelijke voorwaarde bovendien. Als voorwaarde gold namelijk al dat het (beoogde) kapitaal niet meer mocht bedragen dan de eigenwoningschuld per 31 december 2012. En als de beleggingsresultaten dusdanig goed zouden zijn dat de uitkering hoger zou zijn dan de per 31 december 2012 bestaande EWS, is daar nog altijd de fiscale ‘beklemming’. Die houdt in dat het rendement in de uitkering voor zover hoger dan de aflossing van de eigenwoningschuld, wordt belast in box 1.
Maar er was nog meer onduidelijk. Wat moest worden verstaan onder een aflossingsvrije schuld? Moest die term in de schuldovereenkomst staan? Of kon bijvoorbeeld een verpanding van een kapitaalverzekering aan de geldverstrekker nog roet in het eten gooien? Allemaal vragen waar de praktijk zich geen raad mee wist.

Vragen en antwoorden

Op 14 februari 2013 heeft de Kennisgroep Verzekeringsproducten zeven vragen en antwoorden gepubliceerd. Blijkbaar zijn er meer vragen en antwoorden gepland, want er zijn veel vragen gesteld en alleen de vragen die nu kunnen worden beantwoord, zijn gepubliceerd. Hieronder ga ik in op de vragen. De volledige tekst van het vraag en antwoord is hier te lezen.

Wat wordt verstaan onder ‘gegarandeerd kapitaal’?

Onder gegarandeerd kapitaal wordt verstaan het kapitaal dat door de instelling gegarandeerd zal worden betaald als de overeengekomen premie of inleg gedurende de gehele looptijd volgens schema wordt voldaan. De term ‘verzekerd kapitaal’ zoals dat bij eerdere overgangsregelingen voor kapitaalverzekeringen is gehanteerd valt hier ook onder. Is geen sprake van een gegarandeerd kapitaal, dan blijft het overgangsrecht uitsluitend van toepassing als het bedrag van de premies (KEW) of het bedrag van de inleg (SEW en BEW) niet is verhoogd.
Als een verhoging van premie of inleg rechtstreeks voortvloeit uit de overeenkomst, gaat het overgangsrecht niet verloren. Voorbeeld hiervan is een aanpassing van premie of inleg als gevolg van een wijziging van de rentestand.
Deze antwoorden zijn niet verrassend en in lijn met eerder overgangsrecht.

Afzonderlijke toets overgangsrecht uitkering bij leven en ten gevolge van overlijden?

Uitgangspunt is dat het leven- en het overlijdensdeel van de kapitaalverzekering afzonderlijk moeten worden beoordeeld voor het overgangsrecht. Uitzonderingen zijn opgenomen in paragraaf 7.5 van het Verzamelbesluit Kapitaalverzekeringen en paragraaf 6 van het Compensatiebesluit beleggingsverzekeringen.
Met dit antwoord wordt de bestaande lijn bestendigd.

Tijdigheid omzetting kapitaalverzekering in box 3 in een KEW?

Bij het indienen van een verzoek voor het plaatsen van een KEW-clausule staat vast dat de clausule ook geplaatst zal worden. Hiervoor is geen instemming van de verzekeraar vereist. Bepalend voor de tijdigheid van het verzoek is de datum van ontvangst van het verzoek door de verzekeraar. De administratieve verwerking mag na 31 maart 2013 plaatsvinden.

Omzetting in KEW en gelijktijdige verhoging tot 1 april 2013?

Volgens het antwoord bij deze vraag gelden de volgende voorwaarden:
- de belastingplichtige moet per 31 december 2012 beschikken over een eigen woning
- de belastingplichtige moet per 31 december 2012 beschikken over een eigenwoningschuld
- bij een product zonder gegarandeerd kapitaal mag de premie of inleg niet hoger zijn dan het bedrag dat voldoende is voor het bereiken van het doelvermogen (dat niet hoger is dan de eigenwoningschuld per 31 december 2012), uitgaande van een voor het product gebruikelijk prognoserendement.
Wordt aan deze voorwaarden voldaan kan – na of tegelijk met de omzetting in een box-1-product – het te betalen bedrag nog tot 1 april 2013 worden verhoogd. En voor verzekeringen met gegarandeerde kapitalen geldt hetzelfde maar dan kan het verzekerde kapitaal nog tot 1 april 2013 worden verhoogd. Cruciaal is het punt van de tijdigheid. Voldoende is dat het verzoek van de klant vóór 1 april 2013 is ontvangen door de uitvoerder èn de uitvoerder vóór 1 april heeft laten weten die verhoging te zullen uitvoeren. Dit laatste is doorslaggevend en bekort de mogelijkheden voor klanten aanzienlijk. Dat de administratieve verwerking na 31 maart 2013 mag plaatsvinden, is dan minder relevant.

Het begrip (gedeeltelijk) aflossingsvrije hypotheek

Het aflossingsvrije aspect hoeft niet te zijn overeengekomen met de geldverstrekker. Een KEW, SEW of BEW kan daarom worden gestart of verhoogd vóór 1 april 2013 als betrokkene beschikt over een eigen woning en een eigenwoningschuld.
Dit antwoord is helder en biedt ruimte om de nodige opbouw te regelen voor aflossing van de eigenwoningschuld.

Aflossingsvrije positie van de partner

Ook de eigen woning en de eigenwoningschuld van de partner kwalificeren om nog vóór 1 april 2013 een aflossingsproduct in box 1 te starten of te verhogen. De Kennisgroep kondigt aan dat dit nog in het besluit zal worden vastgelegd.

Aflossingsvrije positie en voorwaarden niet verhogen premies c.q. inleg?

Onomwonden wordt aangegeven dat de inleg of premie ook na 31 december 2012 nog mag worden verhoogd, mits sprake is van een gedeeltelijke aflossingsvrije schuld. 4)
Dit antwoord is een goede zaak voor de praktijk, maar roept tegelijkertijd de vraag op waarom het besluit van 21 december de expliciete voorwaarde kent dat de inleg of premie na 31 december 2012 niet mag zijn verhoogd. Want juist dit aspect heeft voor verwarring en terughoudendheid gezorgd bij de aanpak van de aflossingsvrije schulden.

En nu?

De duidelijkheid die nu is geboden is, is ruimhartig te noemen. Huiseigenaren hebben nu de kans om de aflossing van hun eigenwoningschuld goed te regelen. Zo kunnen bijvoorbeeld tegenvallende beleggingsresultaten alsnog ‘goed’ worden gemaakt, door het verschil tussen de huidige waarde van de verzekering en de eigenwoningschuld op een minder risicovolle manier te gaan sparen. Ook het verhogen van de inleg en doorgaan met beleggen is mogelijk. De overheid komt bij goede beleggingsresultaten (beter dan verwacht) niets te kort. Mocht het eindresultaat van de beleggingen hoger zijn dan de eigenwoningschuld, profiteert de overheid mee. Het rente-element in het overschot wordt namelijk in box 1 belast. Deze heffing zorgt dan ook voor een ‘natuurlijk maximum’. Het is namelijk helemaal niet aantrekkelijk om bewust te veel in te leggen, om de box-3-heffing te omzeilen. De rekening die op een later moment in box 1 wordt gepresenteerd, zorgt voor een voldoende afschrikkingseffect.
Helaas is er toch een grote ‘maar’. En dat is de resterende tijd die eigenwoningeigenaren nu nog hebben om maatregelen te treffen. Veel aanbieders van KEW’s en SEW’s hebben de termijn voor het aanvragen van een aanpassing al gesloten of hebben die datum al bijna bereikt.
Reden hiervoor is dat zij tijd nodig hebben voor de beoordeling van de aanvraag om de klant nog tijdig te kunnen laten weten dat er overeenstemming is over die aanvraag. Dat speelt niet bij het verzoek om een KEW-clausule aan te tekenen. Daarbij volstaat het verzoek van de klant en is er geen enkele reden om een dergelijke aanvraag te weigeren.
Maar dat speelt wel bij een verhoging van kapitaal of inleg. Zeker als medische acceptatie bij het verzoek een rol speelt. Met een beetje goede wil kan in de vragen en antwoorden nog wel een ruimte worden gelezen, en zou volstaan kunnen worden om het ondertekenen van de offerte vóór 1 april 2013 als voldoende te zien. Immers de administratieve afhandeling mag na 31 maart 2013 worden verricht. De vraag is of verzekeraars zo maar hun bestaande werkwijze om zekerheid te hebben over het medisch risico terzijde schuiven. En dan nog. Adviseurs kunnen onmogelijk in de nu nog resterende maand al die klanten van een gedegen advies voorzien waar ze op grond van de Wft en het tijdsbeeld toe verplicht zijn.
Het zou dan ook niet meer dan redelijk zijn, als de minister zou besluiten de overgangstermijn op te rekken van 1 april 2013 naar 1 juni of 1 juli 2013. Daarmee zou dan de oorspronkelijke overgangstermijn van drie maanden worden bereikt. De reden van de minister om dit niet toe te staan, is mij niet duidelijk. Helemaal niet in het licht van de wens om huiseigenaren te stimuleren hun eigenwoningschuld zo veel als mogelijk te laten aflossen.

Slot

Met de gepubliceerde vragen en antwoorden heeft de Kennisgroep Verzekeringsproducten veel duidelijkheid gebracht over het overgangsrecht tot 1 april 2013 voor KEW’s, SEW’s en BEW’s. Dat is voor de praktijk goed, maar eigenlijk te laat gebeurd. Het halsstarrig vasthouden aan de datum van 1 april door minister Blok, maakt dat deze publicatie min of meer als mosterd na de maaltijd komt.

1) Wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met de herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet herziening fiscale behandeling eigen woning). Dit is inmiddels (gedeeltelijk) achterhaald door het akkoord van 13 februari 2013 gesloten door minister Blok en D’66, Christen Unie en SGP.

2) EK, Kamerstukken I, 33 405, Memorie van Antwoord, pag. 6-7

3) nr. BLKB2012/1994M, gepubliceerd in de Staatscourant van 28 december en herplaatst in de Staatscourant van 11 januari 2013

4) Inmiddels draagt de Kennisgroep Verzekeringsproducten ook als standpunt uit dat verlengen van de einddatum van de KEW - uiteraard tot het bereiken van de dertigjaarsgrens - is toegestaan

Voortijdig afkopen KEW mogelijk mét benutting uitkeringsvrijstelling

Erik van Toledo

H. van Toledo is werkzaam bij de Belastingdienst, onder andere als lid van de Kennisgroep Verzekeringsproducten. In privé beheert Erik de website www.fiscaalleven.eu. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Als een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), een spaarrekening eigen woning (SEW) of beleggingsrecht eigen woning (BEW) tot uitkering komt vóórdat de minimumtermijn van 15 of 20 jaar premiebetaling is verstreken, is de afkopende partij in beginsel belasting verschuldigd over het rentebestanddeel in de uitkering. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ‘Wet herziening fiscale behandeling eigen woning’ heeft de minister voor Wonen en Rijksdienst toegezegd dat in de beleidssfeer zal worden geregeld dat in een aantal specifieke situaties het vervroegd laten uitkeren van een KEW, SEW of BEW mét toepassing van de uitkeringsvrijstelling in box 1 mogelijk moet zijn. Aan deze toezegging is uitvoering gegeven in het besluit BLBK2012/1977M van 20 december 2012.

Vooraf

De rentecomponent in de uitkering uit een KEW, een SEW en een BEW (hierna gezamenlijk aan te duiden als KEW) is in beginsel progressief belast voor de heffing van inkomstenbelasting (IB). De rentecomponent wordt bepaald door het bedrag van de uitkering te verminderen met het totaal bedrag van de tot het uitkeringsmoment betaalde premies. Bedragen de betaalde premies meer dan het bedrag van de uitkering, dan is er niets belast.
Onder strikte voorwaarden en tot bepaalde maxima is genoemde rentecompoment echter vrijgesteld van heffing van IB. Die vrijstellingsvoorwaarden zijn onder meer opgenomen om te waarborgen dat er de eigenwoningschuld mee wordt afgelost.
De rente begrepen in de uitkering uit een KEW is niet belast voorzover de totale uitkering niet meer bedraagt dan € 157.000 (bedrag 2013) als cumulatief aan de in artikel 10bis.6, lid 1, Wet IB 2001 opgenomen voorwaarden wordt voldaan:

  1. de uitkering heeft gediend als aflossing van de eigenwoningschuld (EWS);
  2. ter zake van de KEW zijn ten minste 20 jaar, of, indien het product tot uitkering komt door eerder overlijden, tot het overlijden, jaarlijks bedragen voldaan;
  3. de hoogste premie/inleg heeft niet meer bedragen dan het tienvoud van de laagste (bandbreedte-eis).

Ingeval ter zake van de KEW ten minste 15 jaar jaarlijks bedragen zijn voldaan bedraagt de uitkeringsvrijstelling € 35.700 indien overigens aan de hiervoor opgesomde andere voorwaarden is voldaan.

Tweede Kamerbehandeling wetsvoorstel

Op het wetsvoorstel ‘Wet herziening fiscale behandeling eigen woning’ werd op 15 november 2012 een amendement ingediend (TK 33.405, nr. 17). Met dat amendement werd voorgesteld de tijdklemmen van 15 en 20 jaar volledig te laten vervallen. Het amendement beoogde daarmee uitkomst te bieden voor alle belastingplichtigen die in een moeilijke financiële situatie zitten en door de tijdklemmen niet bij hun eigen geld kunnen. Het amendement is in de verzekeringsbranche met gemengde gevoelens ontvangen. Niet iedere marktpartij wilde aan het volledig laten vervallen van de tijdklemmen. Het amendement werd dan ook ontraden door de minister voor Wonen en Rijksdienst. In zijn brief van 19 november 2012 kondigde die minister aan van plan te zijn om door middel van begunstigend beleid in een aantal specifieke gevallen een onbelaste vervroegde uitkering van beklemd kapitaal van een KEW mogelijk te maken. Dat laatste is gebeurd met het besluit BLKB2012/1977M van 20 december 2012.

Versoepeling bij benutting KEW-vrijstelling

Zoals hiervoor al is opgemerkt geldt op grond van de Wet IB 2001 dat in de situatie waarin een KEW vervroegd tot uitkering komt, dat wil zeggen tot uitkering komt voordat de geldende minimumtermijnen zijn verstreken, de afkoper IB is verschuldigd over de rentecomponent in de uitkering. Als de in totaal betaalde premie meer bedragen dan het bedrag van de uitkering c.q. afkoopsom, is er geen IB verschuldigd en wordt er geen KEW-vrijstelling benut. Afboeking op vrijstellingsbedragen behoeft dan ook in dat geval niet plaats te vinden.

Verhuizen van eigen woning naar huurwoning

Op grond van de Wet IB 2001 kon reeds vóór 1 januari 2013 gebruik worden gemaakt van de uitkeringsvrijstelling voor een KEW, terwijl niet wordt voldaan aan de voorwaarde van 15, dan wel 20 jaar premiebetaling (zie artikel 3.118, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001). Deze regeling is na 31 december 2012 blijven bestaan en is van toepassing in het geval iemand zijn eigen woning verkoopt en verhuist naar een huurwoning. Aan de bandbreedte-eis moet in die situatie wel worden voldaan. Dit is sinds 1 januari 2013 bepaald in artikel 10bis.6, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001.

Versoepeling voor praktijk

Met het besluit BLKB2012/1977M is voor de praktijk een versoepelende regeling gecreëerd op basis waarvan de voorwaarde van 15 dan wel 20 jaar premiebetaling ook vervalt in een aantal specifieke situaties waarbij men in financiële moeilijkheden verkeert en men geen andere optie voor handen heeft dan afkoop van de KEW. Het is goedgekeurd dat de zogenoemde ‘tijdklemmen’ vervallen in situaties:

  1. van echtscheiding of beëindiging van fiscaal partnerschap;
  2. waarin de verkoopprijs van de vorige woning onvoldoende is om de desbetreffende EWS volledig af te lossen; of
  3. waarin de belastingplichtige gebruik maakt van een vorm van schuldhulpverlening.

Voorwaarden aan goedkeuring

Als een KEW in één van de hiervoor genoemde situaties vervroegd tot uitkering komt en niet tenminste 15 of 20 jaar jaarlijks premies zijn voldaan, kan de hoge KEW-vrijstelling toch van toepassing zijn. Het maakt daarbij niet uit of sprake is van een gehele of gedeeltelijke afkoop. Aan de goedkeuring is wel een voorwaarde verbonden. Er moet namelijk wel worden voldaan aan de bandbreedte-eis en bovendien geldt dat de uitkering moet hebben gediend als aflossing van de eigenwoningschuld.

Bezint eer ge afkoopt

Het besluit biedt een welkome praktische regeling voor mensen die in financieel ‘onweer’ verkeren. Maar daarbij moet wel worden bedacht dat het - los van de fiscale gevolgen ervan - niet voor alle belastingplichtigen gunstig is om een KEW vervroegd te laten uitkeren. De kosten van zo’n spaarproduct worden namelijk meestal in het begin van de looptijd gemaakt, waardoor de premies pas aan het einde van de looptijd ten volle gaan renderen. Daarnaast geldt dat als men gebruik maakt van de geboden goedkeuring, men (een deel van) de uitkeringsvrijstelling benut. Dit betekent dat moet worden geïmputeerd op de diverse geldende vrijstelling(sbedrag)en. Hierop moet men zich vooraf goed beraden. Doet men dit niet, dan kan men voor onaangename verrassingen komen te staan.
Ten slotte geldt dat als een belastingplichtige, met een beroep op de geboden goedkeuring, zijn KEW onbelast tot uitkering wil laten komen, hij aan de verzekeringsmaatschappij aannemelijk moet maken dat hij zich in een van de in het beleidsbesluit genoemde situaties bevindt. Een stukje van bewijsvoering dus.

Korte berichten

Ontwikkelingen woningmarkt

Minister Blok van Wonen en Rijksdienst heeft op 13 februari 2013 met de oppositiepartijen D66, CU, SGP en de coalitiepartijen VVD en PvdA afspraken gemaakt over de woningmarkt. Dit woningmarktakkoord was nodig om een meerderheid te halen in zowel de Tweede als de Eerste Kamer voor diverse wetsvoorstellen met betrekking tot de (huur)woningmarkt. Het akkoord is nog niet vertaald in wetsvoorstellen.
De hoofdregel voor de aftrekbaarheid van een hypothecaire geldlening blijft het volledig en annuitair aflossen binnen 30 jaar. Om aan de aflossingsverplichting te voldoen, wordt het mogelijk een tweede lening te sluiten. Deze tweede lening mag maximaal 50% van de waarde van de eigen woning bedragen. Het is toegestaan dat de bank en de klant afspraken maken over de aflossingstermijn van deze tweede lening. Zo kan de looptijd worden verlengd naar bijvoorbeeld 35 jaar. De rente op deze tweede lening kan niet in box 1 worden afgetrokken. Deze tweede lening maakt deel uit van de schulden in box 3.
Per 1 maart 2013 wordt de BTW op verbouwingen en renovatie van bestaande woningen voor 1 jaar verlaagd van 21% naar 6%. De verwachting is dat dit de investeringen op de woningmarkt aanjaagt en daarmee een stimulans is voor de bouwsector.
In het kader van een evenwichtige aanpak van de huurmarkt, blijft het beleid erop gericht om sociale huurwoningen beschikbaar te laten komen aan mensen voor wie de woningen zijn bedoeld. De inkomensafhankelijke huurverhogingen blijven bestaan, maar de maximale huurverhogingen worden lager dan in het Regeerakkoord is opgenomen.
Verder heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit gepubliceerd over zogenoemde startersleningen. Bij een starterslening geldt er gedurende de eerste drie jaar geen rente- en aflosverplichting. Zonder nadere maatregelen zouden dit soort leningen niet kunnen voldoen aan de voorwaarden voor renteaftrek, zoals die vanaf 1 januari 2013 gelden. Vooruitlopend op een structurele oplossing worden door de stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten verstrekte startersleningen ook na 31 december 2012 aangemerkt als eigenwoningschuld.
(Brief van 13 februari 2013 van de staatssecretaris BZK, kenmerk 2013-0000096414, Besluit staatssecretaris van Financiën, nr. BLKB2013/59M)

Bedenktijd financiële producten betekent niet dat lijfrenteovereenkomst op een later tijdstip tot stand komt

Belanghebbende heeft op 29 december 2008 een bedrag van € 30.000 gestort op een tussenrekening van de lijfrentespaarrekening. Dat bedrag is op 2 januari 2009 gestort op de lijfrentedepositorekening(en) van belanghebbende. De jaar- en inhaalruimte van belanghebbende is te gering om het bedrag van € 30.000 volledig in 2008 in mindering te brengen op zijn inkomen. Belanghebbende brengt daarom in 2009 een deel van de storting in aftrek. De inspecteur corrigeert deze aftrek en wijst het bezwaar hierop af, omdat de lijfrente-inleg al in 2008 is betaald.
De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af. Volgens de rechtbank heeft de storting in 2008 plaatsgevonden en is deze gegrond op een overeenkomst uit 2008. Dat voor financiële producten een bedenktijd geldt, houdt volgens de rechtbank niet in dat in dit geval de overeenkomst pas in 2009 is gesloten.
(Rechtbank Breda, nr. 12/2816, 24 oktober 2012, gepubliceerd 19 februari 2013)

Korte berichtenlabel

Korte berichten