FA Nieuwsbrief februari 2016

Jaargang 4 nummer 9

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Algemeen

Pensioen

Lijfrente

Kapitaalverzekering

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen

Terugwerkende kracht crisisheffing mag van de Hoge Raad

drs. Bart Jimmink werkzaam bij Meijburg

In de loop van 2012 werd een nieuwe heffing opgelegd aan werkgevers: de crisisheffing. Deze werd in 2013 geheven naar een tarief van 16% over het loon, voor zover dat in 2012 hoger was dan € 150.000. Doordat de regeling pas in de loop van 2012 tot stand kwam (in samenhang met het ‘Kunduz-akkoord’), was in feite sprake van terugwerkende kracht: het hele inkomen uit 2012 werd meegeteld voor deze heffing, dus ook voor zover dat was betaald vóór de invoering van de crisisheffing. Een groot aantal bedrijven dat te maken kreeg met deze heffing heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Een aantal zaken heeft inmiddels geleid tot fiscale procedures. Op 29 januari jl. heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen in deze zaken.

Wat zijn de gevolgen van een afwijkende peildatum in een pensioenregeling?

Vraag:
In veel pensioenadministraties kunnen jaarlijks wisselende gegevens slechts op één vaste peildatum worden aangepast. Vaak is dit 1 januari. Is het ook mogelijk om een andere peildatum af te spreken? Bij met name ondernemingen van Angelsaksische origine gelden boekjaren met afwijkende begin- en afsluitdata. De hiermee verband houdende aanpassingen van het loon vinden dan aan het begin van het boekjaar - welke niet gelijk loopt met een kalenderjaar - plaats.
 

Betaling van contractueel verschuldigde premies kapitaalverzekering op later tijdstip mogelijk?

Vraag:
Een klant heeft een kapitaalverzekering. In het verleden heeft hij een aantal premies voor deze verzekering niet betaald. Zonder die betalingen voldoet de premiebetaling niet aan de bandbreedte-eis voor een vrijgestelde uitkering. Kan de klant de premies alsnog storten en is daarmee weer voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden?

Korte berichten

Geen brutering van kansspelbelasting bij promotioneel kansspel

Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat geen brutering van kansspelbelasting bij een promotioneel kansspel hoeft plaats te vinden. De inspecteur heeft namelijk niet kunnen bewijzen dat belanghebbende op het moment van het uitreiken van de prijzen de verschuldigde kansspelbelasting voor haar rekening heeft genomen of de intentie daartoe had.

Belanghebbende biedt op haar website diverse producten te koop aan. Uitsluitend pashouders van belanghebbende kunnen deze producten kopen. Zij heeft circa 200.000 (contributie betalende) pashouders. Vanaf 2006 kunnen de pashouders prijzen winnen in het kader van een loyaliteitsprogramma. In een eerder stadium oordeelden Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam dat belanghebbende daarom € 353.220 kansspelbelasting moet betalen. In geschil is of de inspecteur terecht een bruteringsnaheffingsaanslag van
€ 144.272 heeft opgelegd. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt de inspecteur niet aannemelijk dat belanghebbende op het moment dat zij de prijzen ter beschikking stelde in feite al besloten had de kansspelbelasting voor haar rekening te nemen. Gelet op de eerdere procedures ging belanghebbende er namelijk vanuit dat geen kansspelbelasting was verschuldigd. De inspecteur is vervolgens in hoger beroep gegaan.

Hof Amsterdam bevestigt vervolgens de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Hierdoor vervalt de grond aan de in geding zijnde naheffing. Het beroep van de inspecteur is op basis daarvan ongegrond.
(Bron: Hof Amsterdam, 10 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5204)

Noot:

In de Wet op de kansspelbelasting is opgenomen dat voor het berekenen van de belasting de prijs met 100/71 wordt vermenigvuldigd wanneer degene die de prijs verschuldigd is ook de (kansspel)belasting voor zijn rekening neemt. Het kansspelbelastingtarief is namelijk 29%. Dit heet bruteren. In deze zaak was het doorslaggevende punt dat belanghebbende op het moment dat zij de prijzen ter beschikking stelde, geen intentie had de kansspelbelasting voor haar rekening te nemen. Hierdoor is er geen grond (meer) voor een bruteringsnaheffingsaanslag. De stelling van de inspecteur dat bij promotionele kansspelen slechts in 4,3% van de gevallen de kansspelbelasting wordt verhaald op prijswinnaars en/of het feit dat belanghebbende de kansspelbelasting (nog) niet heeft verhaald, vond geen soelaas.
 

Minimumwaarderingsregel bij overschrijden wettelijke termijn

Als een lijfrente wordt afgekocht, moet de waarde van de lijfrente in de aangifte inkomstenbelasting worden opgegeven als negatieve uitgave voor inkomensvoorziening. Er moet een groter bedrag in de aangifte worden opgenomen als nog geen uitkeringen gedaan zijn en het bedrag van de (eenmalig) betaalde premie(s) groter is dan de waarde van de lijfrente. In dat geval moet niet de afkoopwaarde van de lijfrente, maar moet het bedrag van deze betaalde premie(s) als uitgave voor inkomensvoorziening worden opgegeven. Dit wordt de ‘minimumwaarderingsregel’ genoemd. Deze minimumwaarderingsregel is eind 2015 met terugwerkende kracht afgeschaft bij afkoop van een lijfrente. De Belastingdienst heeft op haar website bevestigd dat de minimumwaarderingsregel ook niet meer van toepassing is bij overschrijding van de wettelijke termijn. Bij prijsgeven en verpanding van een lijfrente in de opbouwfase geldt de minimumwaarderingsregel nog wel.
(Bron: Belastingdienst / Centrale Administratie, nieuwsbericht van 14 januari 2016)

Noot:

Het bedrag dat een belastingplichtige heeft opgebouwd voor een lijfrente moet op de contractueel overeengekomen einddatum worden gebruikt voor een nieuwe (uitkerende) lijfrenteovereenkomst. Voor deze omzetting geldt een wettelijke termijn, waarbinnen de belastingplichtige een keuze moet maken voor een nieuwe lijfrente. Als de belastingplichtige in leven is, moet de keuze uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de contractuele einddatum worden gemaakt. Na overlijden van de belastingplichtige is de termijn tot uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na overlijden. Als de keuze niet binnen de wettelijke termijn wordt gemaakt, wordt de verzekering -bij fictie- geacht te zijn afgekocht. Voorheen moest daarbij rekening worden gehouden met de minimumwaarderingsregel. In de aangifte inkomstenbelasting moest hierdoor vaak een groter bedrag worden opgegeven dan het bedrag dat de bank of verzekeraar uitkeerde. Die regel is niet meer van toepassing. Als in eerdere jaren een aanslag is opgelegd waarbij deze regel is toegepast, kan de belastingplichtige tot vijf jaar terug om een ambtshalve vermindering vragen.
 

Korte berichtenlabel

Korte berichten