FA Nieuwsbrief juli 2016

Jaargang 05 nummer 01

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen

Sparen en Beleggen en Eigen Woning

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

Artikelen

Wetsvoorstel Wet verbeterde premieregeling aangenomen

Hans Vivat

Het is al weer bijna een jaar geleden dat het initiatiefwetsvoorstel is ingediend, waarin het mogelijk wordt gemaakt om pensioen uit te keren in pensioeneenheden dan wel om door te beleggen na de pensioendatum. Sinds dit wetsvoorstel zijn er veel wijzigingen voorgesteld en aangenomen in de Tweede Kamer. Het gaat hierbij vooral om aanpassingen van civielrechte-lijke wetten. Ik zet de belangrijkste wijzigingen chronologisch op een rij, om uiteindelijk bij de fiscale doorwerking uit te komen.

Wat is het verschil tussen (tijdelijk) partnerpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen?

Vraag:
Als er bij overlijden een pensioen aan de partner wordt uitgekeerd, kan dit een (tijdelijk) partnerpensioen zijn, maar het kan ook een nabestaandenoverbruggingspensioen (NOVP) zijn. In de praktijk worden deze begrippen nog al eens door elkaar gebruikt. Dit is onterecht, want ze zijn wel degelijk verschillend. Maar wat is het verschil tussen beide?
 

Korte berichten

Wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer in de maak

Veel directeuren-grootaandeelhouder (DGA's) die via de bestaande regeling pensioen in eigen beheer opbouwen, hebben als gevolg hiervan geld vastzitten in het eigen bedrijf, ook wel 'beklemd vermogen' genoemd. Staatssecretaris Wiebes komt met een wetsvoorstel om de pensioenregeling in eigen beheer af te laten kopen. Volgens het wetsvoorstel wordt, bij DGA’s, die kiezen voor beëindiging van pensioen in eigen beheer, de commerciële balanswaarde afgestempeld naar de fiscale (balans)waarde. Over de afgestempelde waarde is geen loonbelasting en geen revisierente verschuldigd. Na afstempelen kan worden gekozen tussen afkoop en overstappen naar de spaarvariant. Als termijn waarbinnen de afkoop zou moeten plaatsvinden, heeft de staatssecretaris in eerste instantie een jaar genoemd. Die termijn wil hij nu verlengen naar drie jaar. DGA's die het pensioen in eigen beheer afkopen, kunnen daarbij gebruikmaken van een belastingkorting. Om te stimuleren dat de uitfasering zo snel mogelijk gaat, wil de staatssecretaris de volgende staffel voorstellen:

Afkoop in 2017

Korting van 34,5% van de grondslag

Afkoop in 2018

Korting van 25% van de grondslag

Afkoop in 2019

Korting van 19,5% van de grondslag

De korting moet een extra prikkel voor DGA’s vormen om te stoppen met pensioen in eigen beheer en op die manier eigen vermogen vrij te spelen. Over deze afkoop is ook geen revisierente verschuldigd. Ter voorkoming van anticipatie-effecten vormen de balanswaarden ultimo 2015 het uitgangspunt voor de korting.

De staatssecretaris benadrukt dat het niet zo is dat met de beëindiging van het pensioen in eigen beheer alle DGA’s gedwongen worden een oudedagsvoorziening te realiseren bij een verzekeraar. Degenen waarvan de fiscale (balans)waarde van het pensioen in eigen beheer “onder water staat”, zullen naar verwachting geen gebruikmaken van de afkoopvariant. Zij kunnen na het afstempelen overstappen naar de spaarvariant.

Staatssecretaris Wiebes biedt het wetsvoorstel voor uitfasering van pensioen in eigen beheer met Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aan. De beoogde ingangsdatum is nog steeds 1 januari 2017. Verwacht wordt dat de afkoopregeling een positief effect van circa 2 miljard euro op de begroting voor 2017 heeft. Verder vormt het uitfaseren van pensioen in eigen beheer een belangrijke vereenvoudiging voor de Belastingdienst.
(Bron: Brief staatssecretaris van Financiën, 1 juli 2016, kenmerk 2016-0000092244)

Noot:

In dit dossier verlegt de staatssecretaris van Financiën in elke fase de koers. Eerst was dat nog op de inhoud, waarbij uiteindelijk de afkoopvariant kwam bovendrijven. In deze fase past hij het proces aan. Was het eerst nog de bedoeling om een internetconsultatie over het voorstel te houden, ziet hij daar nu van af. Dat zal voor een niet onbelangrijk deel ingegeven zijn door het streven de wetgeving op 1 januari 2017 in te laten gaan. Dat is nog steeds ambitieus. Op dit moment  lijkt een meerderheid van de Tweede Kamer toch al voorstander te zijn van afschaffing van pensioen in eigen beheer. Alhoewel een discussie over de hoogte van de kortingsregeling zeker denkbaar is.
Het middel van een belastingkorting is niet nieuw. Financiën heeft het ook al ingezet bij de afschaffing van de levensloopregeling en de goudenhanddrukfaciliteit. Het zal ook niet de laatste keer zijn. Als het voorstel wordt aangenomen, zal moeten blijken of de kortingsregeling echt aantrekkelijk en ook betaalbaar is voor DGA’s.
Over pensioen in eigen beheer hebben we eerder bericht in Financieel Actief. Zie onder meer “Update oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer” en “Het einde van de eigen BV als pensioenuitvoerder?”.

Onderzoek naar verwachte AOW-leeftijd

In een brief van 3 juni 2016 aan de Tweede Kamer is staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan op het uitgevoerde onderzoek naar het opnemen van de verwachte AOW-leeftijd (en bijbehorende pensioenbedragen) in het Pensioenregister.
Staatssecretaris Klijnsma heeft onderzoek laten doen naar de mogelijkheid om in het Pensioenregister, naast de verwachte AOW-leeftijd, ook de daarbij behorende pensioenrichtleeftijd en de pensioenbedragen op de te verwachten AOW-leeftijd te tonen. De AOW-leeftijd zal vanaf 2022 worden gekoppeld aan de levensverwachting. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de AOW-leeftijd over 50 jaar zal uitkomen op 71,5 jaar. De algemene conclusie uit het onderzoek luidt dat het weliswaar nuttig is voor de deelnemer om een inschatting te kunnen maken van het te verwachten pensioen, maar dat de bedragen met veel onzekerheid zijn omgeven. Het is volgens de staatssecretaris dan ook beter om alleen de verwachte AOW-leeftijd zonder bedragen in het Pensioenregister te tonen.
(Bron: Verzamelbrief pensioenonderwerpen, Ministerie SZW, referentie: 2016-0000138248)

Noot:

Uiteindelijk een logische conclusie van de staatssecretaris om alleen de verwachte AOW-leeftijd in het Pensioenregister te tonen. De exacte bedragen bij de verwachte AOW-leeftijd zijn afhankelijk van veel onzekere factoren. Dat de AOW-leeftijd in de toekomst – door koppeling aan de levensverwachting vanaf 2022 – voor iedereen verder omhoog gaat, is een feit. In de bijlage staat een overzicht van de verwachte AOW-leeftijd per geboortejaar (op basis van de huidige wetgeving en de aanname dat de huidige stijging van de levensverwachting niet wijzigt).

 

 

Herziening pensioenstelsel

In een brief van 3 juni 2016 aan de Tweede Kamer is staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan op de mogelijke herziening van het pensioenstelsel, mede naar aanleiding van het SER-rapport hierover (zie hiervoor FA Korte Berichten ‘SER-rapport: verkenning persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling’).
Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer laten weten nog vóór het zomerreces 2016 de Kamer te informeren over diverse onderwerpen. Allereerst zal zij de Kamer de nadere uitwerking van de Hoofdlijnennota herziening pensioenstelsel toezenden. Dit was reeds vóór 15 juni 2016 toegezegd, maar gezien het feit dat het recente SER-rapport als belangrijke input dient en de zorgvuldigheid die de staatssecretaris in acht wil nemen, was een uitwerking vóór genoemde datum niet mogelijk.
Daarnaast merkt ze in de brief op dat het onderzoeksrapport van Aon Hewitt over solidariteit binnen collectieve pensioenregelingen weinig nieuwe inzichten biedt. Het onderzoeksrapport onderstreept wel het belang van het renteniveau ten tijde van een transitie om de uiteindelijke transitielast van de afschaffing van de doorsneesystematiek te kunnen bepalen. Naast de rente zijn er nog meer gevoeligheden die een rol zullen gaan spelen. De staatssecretaris zal hier verder op ingaan in de nota over de herziening van het pensioenstelsel.
Ook geeft de staatssecretaris in de brief aan dat zij verder zal ingaan op het verzoek van de leden Vermeij (PvdA) en Van Weyenberg (D66) om cijfermatig inzicht te geven aangaande de ‘witte vlek’. Onder de zogenoemde ‘witte vlek’ vallen mensen die geen pensioen opbouwen. Klijnsma onderscheidt werknemers in de witte vlek, zelfstandigen en flexwerknemers. Voor deze groepen en problematieken zal de staatssecretaris in de brief vóór het zomerreces oplossingsrichtingen aandragen.
(Bron: Verzamelbrief pensioenonderwerpen, Ministerie SZW, referentie: 2016-0000138248)

Noot:

De brief van 3 juni 2016 betreft een update van de staatssecretaris over de stand van zaken met de nota over de herziening van het pensioenstelsel. We wachten de toegezegde nadere uitwerking van de hoofdlijnennota nader af. Inmiddels heeft ook De Nederlandsche Bank (DNB) zich gemengd in de discussie over het nieuwe pensioenstelsel. DNB heeft aangegeven dat het van belang is dat de transitie naar een nieuw stelsel op een evenwichtige wijze plaatsvindt. Dat is terecht, maar hoe de transitie dan zou moeten gebeuren, geeft DNB helaas niet aan. Naar onze inschatting gaat het nog wel even duren, voordat er een nieuw pensioenstelsel is.

 

Box 3-heffing niet in strijd met Europese regelgeving

Een man woont in Noorwegen. Hij bezit in 2011 twee woningen en een garage in Nederland. Voor deze bezittingen moet hij vermogensrendementsheffing in box 3 van de inkomstenbelasting betalen. De wetgever gaat ervan uit dat iedereen gemiddeld over een aantal jaren een rendement van 4% kan behalen (dus dat dat vermogen groeit met 4 %). Over dit fictieve rendement is 30% belasting verschuldigd (per saldo 1,2% over de waarde van de bezittingen). De man gaat in beroep tegen deze heffing. Hij is van mening dat de Belastingdienst niet mag uitgaan van de aanname dat het rendement 4% is, omdat zijn woning leeg staat en alleen nog wordt gebruikt als zijn gezin in Nederland is. De box 3-heffing is - naar de mening van de man - in strijd met een verdrag, waarin staat dat burgers recht hebben op ongestoord bezit.
De Hoge Raad is het niet eens met de stelling van de man en beslist dat een forfaitair rendement van 4% in 2010 is toegestaan. Hoge Raad vindt dat de overheid een ruime beoordelingsmarge heeft bij het maken van belastingwetgeving. Bij de introductie van de forfaitaire heffing is aansluiting gezocht bij rendementen die in de praktijk zonder veel risico haalbaar zijn over een langere periode. Daarmee is de heffing niet onredelijk. De forfaitaire heffing in box 3 zou slechts in strijd met het verdrag komen als een rendement van 4% over een lange reeks van jaren niet meer haalbaar is en belastingplichtigen daardoor een ‘buitensporig zware last’ hebben.
(Bron: Hoge Raad, 10 juni 2016, nr. ECLI:NL:HR:2016:1129)

Noot:

Het verdrag waar de man zich in deze uitspraak op beroept, is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uit dit verdrag volgt dat een overheid de rechten van burgers op ongestoord eigendom mag aantasten, mits de overheid daarmee een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang, de aantasting bij wet geregeld is en het aantasten van het eigendom ‘proportioneel’ is. Bij de invoering van de heffing is aansluiting gezocht bij rendementen die op dat moment over een langere periode behaald zouden kunnen worden. Voor de jaren 2010 en 2011 is niet vast komen te staan dat een gemiddeld rendement van het box 3-vermogen van 4% over een langere periode niet haalbaar is. Daarmee is de wetgever naar de mening van de Hoge Raad binnen de ruime beoordelingsmarge gebleven. Het oordeel zou slechts anders worden als blijkt dat dit rendement over een lange reeks van jaren niet meer haalbaar is én belastingplichtigen hierdoor geconfronteerd worden met een buitensporig zware last. De man krijgt dus ongelijk. Daarbij merkt de Hoge Raad nog wel op dat van de wetgever mag worden verwacht dat de regeling wordt aangepast als duidelijk wordt dat een rendement van 4% onhaalbaar is.
Met ingang van 2017 wordt de vermogensrendementsheffing in box 3 aangepast. De heffing blijft gebaseerd op een forfaitair rendement, maar dat rendement – van thans 4% – wordt genuanceerd om de heffing meer in lijn te brengen met de werkelijk behaalde rendementen.

 

Korte berichtenlabel

Korte berichten