FA Nieuwsbrief september 2018

Jaargang 7 nummer 2

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen

Extra AOW inkopen | Kort bericht

Pensioen en Lijfrente

Stijging levensverwachting minder snel dan eerst verwacht: gevolgen voor AOW-leeftijd? | Kort bericht

Kapitaalverzekering

Vernieuwde vragen en antwoorden kapitaalverzekeringen: zoek de verschillen! | Artikel

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

AFM: verzekeraars collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen moeten werknemersbelangen rechtstreeks onderzoeken | Kort bericht

Eigen woning

Recreatiewoning toch als hoofdverblijf aangemerkt | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

Artikelen

Vernieuwde vragen en antwoorden kapitaalverzekeringen: zoek de verschillen!

Kees Vivat

In 2017 heeft de Belastingdienst nieuwe vragen en antwoorden gepubliceerd. Daarover heb ik in Financieel Actief al gepubliceerd. Nu is er een aangepast document gepubliceerd. Reden om het vernieuwde document te bezien. Het is jammer dat niet is aangegeven wat de verschillen met het vorige document zijn. In dit artikel bespreek ik de belangrijkste wijzigingen (dan wel waar die zijn uitgebleven en wel gewenst zijn).

Korte berichten

Extra AOW inkopen

Zelfstandigen Bouw stelt samen met hoogleraar pensioenrecht Hans van Meerten en pensioenadviesbureau Westerbrink voor om het mogelijk te maken dat mensen vrijwillig hun AOW kunnen verhogen. Dit is dan een oplossing voor stijgende premies en dalende pensioenuitkeringen bij fondsen en verzekeraars.
Bij overname van het voorstel kan een waardevast geïndexeerd hoger pensioen opgebouwd worden. Als voordeel noemt Zelfstandigen Bouw ‘dat mensen exact weten hoeveel extra pensioen ze opbouwen met de extra premie die ze betalen’. De AOW volgt de prijsontwikkeling, hetgeen een extra zekerheid biedt.
Bijkomend voordeel volgens de belangbehartigers in de bouw is dat de AOW ook geldt voor zzp’ers. Zelfstandigen Bouw blijft de door sociale partners voorgestelde verplichte aansluiting van zzp’ers bij pensioenfondsen met kracht afwijzen.
(Nieuwsbericht Zelfstandigen Bouw, 14 augustus 2018)

Noot:

Op het eerste gezicht een sympathiek en eenvoudig idee. Bij nadere beschouwing valt dat toch tegen. De AOW is gebaseerd op het omslagstelsel. Er is dus geen kapitaal dat daadwerkelijk wordt gereserveerd. Ook zal een dergelijke mogelijkheid toekomstige aanpassingen van de AOW in de weg kunnen staan. En hoe bijvoorbeeld om te gaan met vervroeging of uitstel van het pensioen? Voorts vraagt het extra administratie bij de overheid over een lange periode. Als dat uitvoerbaar is, zal daar ook een prijskaartje aan hangen.
Vooralsnog lijkt dit toch niet zo’n eenvoudige oplossing.

(september 2018)

Stijging levensverwachting minder snel dan eerst verwacht: gevolgen voor AOW-leeftijd?

Advieskantoor KPMG heeft de sterftecijfers van de afgelopen jaren geanalyseerd. KPMG constateert dat de levens­verwachting voor een 0-jarige man in 2018 ongeveer een half jaar lager is dan in de drie jaren daarvoor. Voor vrouwen is dit verschil bijna een jaar. Dit is opvallend en kan er op wijzen dat de levensverwachting minder snel stijgt dan eerder werd verwacht. Mogelijke oorzaken zouden kunnen zijn de griepepidemieën, strengere winters en hetere zomers. Hierdoor sterven meer ouderen.
Het is de vraag of de meest recente jaren een incidentele afwijking zijn in het patroon of niet.
Gevolgen voor de AOW-leeftijd lijken er te zijn. Op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de regering in november 2017 besloten om de ingangsleeftijd van de AOW in 2023 niet te verhogen naar 67 jaar en 6 maanden. De verwachten op basis van de meest recente cijfers is dat besloten wordt om de AOW-leeftijd ook in 2024 niet te verhogen.
Ook op de lange termijn zal de AOW-leeftijd minder snel stijgen, zo is de verwachting. Was het in 2016 nog de verwachting dat een AOW-leeftijd van 70 jaar in 2044 zou worden bereikt, is dat jaartal nu bijgesteld naar 2047. KPMG waarschuwt wel voor te vroeg juichen. De hogere sterfte in de meest recente jaren kan incidenteel zijn geweest.
(KPMG, ‘Stijging levensverwachting lijkt te stagneren’, 31 augustus 2018)

Noot:

Dit bericht is goed nieuws voor diegenen die binnen zo’n zes jaar de AOW-leeftijd van 67 jaar en zes maanden bereiken.
Voor de langere termijn geldt toch: het kan vriezen, het kan dooien. Het is nu eenmaal moeilijk om op basis van enkele recente jaren een trend te voorspellen.
Naast deze ‘koele’ cijfers speelt nog de discussie waarbij FNV als voorwaarde voor een pensioenakkoord de bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar eist.

(september 2018)

AFM: verzekeraars collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen moeten werknemersbelangen rechtstreeks onderzoeken

Jaarlijks onderzoekt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) via het jaarlijkse ‘Klantbelang Dashboard’-onderzoek of verzekeraars de geldende wettelijke normen uit de Wet financieel toezicht (Wft) naleven op het gebied van vakbekwaamheid, productontwikkelings- en reviewproces en beloningsbeleid. Dit jaar was het onderzoek gericht op de collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. De verzekeraars scoren gemiddeld een voldoende.
Verzekeraars kunnen nog de nodige stappen zetten als het gaat om het monitoren of de producten door intermediairs daadwerkelijk aan de juiste doelgroep worden verkocht.
Specifiek bij de distributie van collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekeringen constateert de AFM dat verzekeraars de belangen van werknemers vaak alleen indirect via de werkgever onderzoeken. De AFM is van mening dat verzekeraars de werknemersbelangen ook rechtstreeks zouden moeten onderzoeken. Zo zijn verzekeraars er zeker van dat die belangen op evenwichtige wijze worden meegenomen.
Ook blijkt uit het onderzoek dat verzekeraars “over het algemeen goed op weg zijn met de aanpassing van hun dagelijkse praktijk aan de IDD” (Insurance Distribution Directive; Europese richtlijn voor verzekeringsdistributie). Op 1 oktober 2018 moeten verzekeraars voldoen aan de IDD.
(Nieuwsbericht AFM, 4 september 2018)

(september 2018)

Recreatiewoning toch als hoofdverblijf aangemerkt

Een man heeft een woning in eigendom en huurt daarnaast nog een woning. De koopwoning staat op een recreatiepark. Volgens het bestemmingsplan is permanente bewoning van de recreatiewoning niet toegestaan. De reisafstand tussen beide woningen is 128 km.
De man geeft op twee dagen in de weken les op een school en is daarnaast ondernemer (begeleiding van leerlingen voor 2 uur in de week). De echtgenote van de man werkt 36 uur per week verdeeld over vier dagen. De man verblijft de weekenden (van vrijdagmiddag tot zondagavond, maar regelmatig ook tot maandag- of dinsdagochtend), de feestdagen, de schoolvakanties en zijn vrije dagen in de koopwoning.  Ook worden de verjaardagen daar gevierd en logees plus visite ontvangen. In 2014 is de man in totaal 170 dagen/nachten in de koopwoning verbleven. Familie, vrienden, kennissen en de buren van van de man en vrouw, uit beide plaatsen waar de woningen staan hebben schriftelijk verklaard dat de man en de vrouw alle weekenden, vrije dagen en feestdagen doorbrengen in de koopwoning.
De man heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2014 de koopwoning - inclusief de hypotheekrente - in box 1 verantwoord.
De inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd en het bezwaar van de man daartegen ongegrond verklaard. Vervolgens is de man in beroep gegaan bij de rechtbank die de inspecteur in het gelijk heeft gesteld. Tijdens dat beroep stelt de inspecteur dat het leven van de man en de vrouw zich concentreert rondom de huurwoning. Zo gaan zij daar (in de buurt) naar de opticien, de tandarts, de apotheek, de podoloog en de mondhygiëniste. Tevens komt de inspecteur met een overzicht van het energie en waterverbruik in de huurwoning.
Gelet op de feiten oordeelt de rechtbank dat de koopwoning niet het hoofdverblijf van de man en de vrouw is.
De man gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Volgens het hof is het “hoofdverblijf van de belastingplichtige […] synoniem voor zijn centrale levensplaats (Kamerstukken II 1988/99, 26 727, nr. 3, blz. 144). Waar de belastingplichtige zijn centrale levensplaats heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (analoog aan artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Het gaat daarbij kortgezegd om het antwoord op de vraag waar zich het middelpunt van de persoonlijke belangen van de belastingplichtige bevindt.”
Volgens het hof leidt het door de man geschetste verblijf in de koopwoning tot het oordeel dat de koopwoning het middelpunt van de persoonlijke belangen van belanghebbende is. De door de inspecteur aangedragen feiten wegen minder zwaar. De man wordt in het gelijk gesteld.
(Hof Den Haag, 12 juni 2018, nr. BK-17/00894, ECLI:NL:GHDHA:2018:1416)

Noot:

Het feit dat het verbod op permanente bewoning van een recreatiewoning niet aan hypotheekrenteaftrek in de weg hoeft te staan, was al langer bekend. Vervolgens komt het wel aan op aannemelijk maken dat de recreatiewoning als hoofdverblijf wordt gebruikt. Dat bleek in deze casus lastig, althans inspecteur en rechtbank waren niet te overtuigen. In dit geval bleek het hof het verblijf met de activiteiten aldaar doorslaggevend te vinden en de recreatiewoning als hoofdverblijf aan te merken.

(september 2018)

Korte berichtenlabel

Korte berichten