Een man bereikt in oktober 2012 de AOW-gerechtigde leeftijd. In hetzelfde jaar ontvangt hij van het pensioenfonds in één keer het bij die stichting opgebouwde pensioen van ruim € 6.000. Op die afkoopsom is loonheffing ingehouden.
In 2014 legt de inspecteur een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen op. De verschuldigde premie volksverzekeringen is tijdsevenredig berekend op 26,67%. Dit is het samengestelde percentage van het gedeelte van het jaar 2012 vóórdat de man de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en van de periode erna (31,15% x 270/360 + 13,25% x 90/360).
De man is van mening dat het afgekochte pensioen ten onrechte in zijn geheel is meegenomen bij de berekening van de aanslag, dan wel dat dit pensioen moet worden afgezonderd van het overige door belanghebbende verworven inkomen in 2012, zodat dit wordt belast tegen een lager (gecombineerd) tarief IB/PVV.
Hof Den Bosch oordeelt dat er geen strijd is met de geest van het pensioenstelsel, en met de rechten van de mens, te weten het eigendomsrecht. “De wetgever is met zijn keuze voor belastingheffing over een inkomensbestanddeel als het onderhavige in het jaar dat het ook daadwerkelijk wordt ontvangen, niet getreden buiten de ruime beoordelingsmarge die hem toekomt onder artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.” Daar voegt het hof nog iets aan toe. Zelfs indien het belastbare inkomen van de man zou worden verminderd met het bedrag van het afgekochte pensioen, zou het belastbare inkomen nog altijd hoger zijn, dan het maximum premie-inkomen van € 33.863, waarover premie volksverzekeringen is verschuldigd. Zijn inkomen, zonder de afkoop, zou in de derde belastingschijf van 42% vallen. Met andere woorden: het afgekochte pensioen veroorzaakt niet dat het inkomen van de man in een hogere inkomstenbelastingschijf valt, en premies volksverzekeringen worden over het pensioen niet geheven.
(Bron: Hof Den Bosch, 23 september 2016, nr. 15/01122, ECLI:NL:GHSHE:2016:4198)
(februari 2017)