Bij Nederlandse banken stond eind 2017 voor ruim 339 miljard euro spaargeld van Nederlandse huishoudens. Dit is een toename van 2,3 miljard euro ten opzichte van eind 2016. De toename is voor een groot deel toe te schrijven aan de bijgeschreven rente (2 miljard euro). De netto inleg (300 miljoen euro) daalde naar het niveau van 2015 (in 2016 was er een opleving van 2 miljard euro).
De 339 miljard euro spaargeld stond verdeeld over:
- 50 miljard euro (15%) op een deposito met vaste looptijd (inclusief SEW en bancaire lijfrentes);
- 289 miljard euro (85%) stond op vrij opneembare spaarrekeningen.
De verandering qua inleg die sinds 2013 zichtbaar is, wordt mede verklaard door de daling van het reële beschikbaar inkomen tussen 2012 en 2014. Ook de al maar dalende rente op spaargeld heeft invloed. Minder spaarcapaciteit en het zoeken naar rendabelere alternatieven voor hun spaargeld zijn daarmee de belangrijkste oorzaken. Daarnaast heeft de opleving van de huizenmarkt een drukkend effect op de spaartegoeden. Kopers steeds meer eigen geld moeten inbrengen bij de aankoop van een nieuwe woning. Dit is het gevolg van zowel de strengere ‘loan-to-value’ eisen als de hogere huizenprijzen.
(www.dnb.nl, Statistisch Nieuwsbericht, 2 februari 2018)
(maart 2018)