Op 18 mei 2021 heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per brief geïnformeerd over enkele toezeggingen die hij heeft gedaan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet bedrag ineens.
De inwerkingtredingsdatum van het keuzerecht bedrag ineens is met één jaar opgeschoven naar 1 januari 2023. De tussenliggende periode wil de minister gebruiken om met pensioenuitvoerders te bekijken welke aanpassingen noodzakelijk zijn om de uitvoerbaarheid van de doorgevoerde aanpassingen van het wetsvoorstel te verbeteren. Op dit moment bekijkt minister Koolmees samen met (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders en aanbieders van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler welke oplossingen noodzakelijk zijn. Daarmee moet de complexiteit verminderen, de uitvoeringskosten verminderen en de begrijpelijkheid voor de deelnemer verbeteren. Daarbij moet volgens Koolmees oog worden gehouden voor juridische aspecten. Hij noemt als bijvoorbeeld het punt van gelijke behandeling.
In de brief bespreekt de minister ook hoe het wetsvoorstel uit zou werken voor personen die (tijdelijk) verhuizen naar Duitsland, België, Spanje, Frankrijk en Ierland. Nederland is gebonden aan de belastingverdragen die het heeft gesloten en kan daar voor de Wet bedrag ineens niet van afwijken. Nederland heeft zich bij onderhandelingen ervoor ingezet dat in ieder geval het heffingsrecht over pensioenafkoopsommen wordt toegewezen aan het bronland. Dat is nog niet in alle gevallen gerealiseerd.
Op voorhand komt er geen regeling voor zogenoemde spijtoptanten. Er is volgens de minister sprake van een vrijwillige keuze. Bovendien gelden de uitgebreide informatie- en waarschuwingsverplichtingen vooraf.
Tot slot geeft minister Koolmees aan niet met een uitzondering voor een bedrag ineens bij toeslagen te komen.
(Brief minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 18 mei 2021, kenmerk 2021-0000082335)
(juni 2021)