Een man sluit in 2011 bij een verzekeraar een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij heeft de intentie om bij een eventuele uitkering deze zonder belastingheffing te ontvangen. Op de afgegeven polis staat dan ook vermeld dat de premies niet aftrekbaar zijn in box 1. De man brengt de betaalde premie in de jaren 2016 tot en met 2019 wel in aftrek in zijn aangifte inkomstenbelasting. Ondanks het ontbreken van renseignementen volgt de inspecteur over de jaren 2016 tot en met 2018 de aangifte. Pas over de aangifte 2019 stelt hij een onderzoek in. De inspecteur weigert de aftrek voor het jaar 2019 en legt navorderingsaanslagen op over de jaren 2016 tot en met 2018.
De inspecteur wijst de bezwaren van de man af. De man gaat vervolgens in beroep bij de rechtbank.
De man verklaart dat hij in 2015 van gedachten is veranderd en de eventuele uitkeringen wel belast zou willen ontvangen. De verzekeraar heeft hij daarvan niet op de hoogte gebracht.
De rechtbank oordeelt dat de man de verzekeraar had moeten informeren. Dan zouden de voorwaarden zijn aangepast en de premie aftrekbaar zijn. Nu dat niet is gebeurt, heeft de inspecteur terecht de aftrek voor het jaar 2019 geweigerd.
Als de inspecteur de in het dossier van belanghebbende aanwezige gegevens over de jaren 2016, 2017 en 2018 had geraadpleegd, had de inspecteur redelijkerwijs bekend kunnen zijn met het feit dat voor de afgetrokken premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering geen renseignement van de verzekeraar voorhanden was.
Door nader onderzoek na te laten heeft de inspecteur zijn onderzoeksplicht geschonden. Om die reden vernietigd de rechtbank de navorderingsaanslagen over de jaren 2016 tot en met 2018.
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:446, nrs. BRE 23/633 tot en met 23/636)
(maart 2024)