Belastingpakket 2013 aangenomen door Tweede Kamer

Kees van Oostwaard Athora

De belastingplannen zoals bekend gemaakt op Prinsjesdag zijn – met enkele interessante aanvullingen – op 20 november aangenomen door de Tweede Kamer. Het Belastingpakket 2013 bevat ingrijpende maatregelen op met name het terrein van de eigen woning (inclusief kapitaalverzekeringen) en levensloop. Maar ook op het terrein van pensioen en de assurantiebelasting zijn wijzigingen te melden. Dit artikel bevat de belangrijkste wijzigingen.

Eigen woning

Aftrek rente eigenwoningschuld

De oorspronkelijke plannen van Prinsjesdag – verplichte annuïtaire aflossing voor nieuwe woningschulden vanaf 1 januari 2013 – zijn door het regeerakkoord niet gewijzigd. Dat betekent dat voor nieuwe eigenwoningschulden de rente alleen aftrekbaar als die lening in maximaal 360 maanden ten minste volgens een annuïtair aflossingsschema volledig wordt afgelost. Uiteraard geldt nog steeds de voorwaarde dat de schuld moet zijn aangegaan ter verwerving, voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. Zoals ik al na Prinsjesdag aangaf, betekent ‘ten minste annuïtair’ dat ook een sneller aflossingschema mag worden gehanteerd, bijvoorbeeld lineaire aflossing. Van belang is dat het aflossingsschema bij aanvang schriftelijk overeengekomen moeten zijn. Op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschulden vallen onder het overgangsrecht. Een poging van het Kamerlid Klaver om het overgangsrecht voor bestaande schulden te beperken tot 31 december 2017 haalde het niet.
De vraag is nu of deze maatregel plus de aankondiging in het regeerakkoord om de maximale aftrek in jaarlijkse stapjes van 0,5% te verlagen van 52% naar 38%, de broodnodige rust op de woningmarkt brengt. Het brengt in ieder geval duidelijkheid en dat is een van de voorwaarden voor rust. Maar het is alles bij elkaar wel veel en lijkt niet op korte termijn voor een positieve impuls op de woningmarkt te kunnen zorgen.

Leningen met een looptijd van 40 jaar

Het Kamerlid Dijkgraaf heeft een motie ingediend om voor starters op de woningmarkt een annuïteit voor een periode van veertig jaar – in plaats van de voorgestelde en aangenomen dertig jaar – toe te staan. De minister heeft de motie ontraden vanwege de budgettaire derving voor de overheid en de schuldrisico’s voor de huizenbezitters. De minister heeft namelijk aangegeven dat bij een annuitaire lening met een looptijd van veertig jaar, na de eerste dertig jaar pas zo’n 55% van de eigenwoningschuld is afgelost. Over de na dertig jaar resterende schuld (45% van de oorspronkelijke schuld) is dan geen renteaftrek meer mogelijk.
De Tweede Kamer heeft de motie aangehouden. Dat betekent dat deze motie nog niet van tafel is.

Restschulden

Een van de maatregelen genoemd in het regeerakkoord is direct opgenomen in het Belastingpakket 2013. Het gaat om de mogelijkheid om de rente over zogenoemde restschulden gedurende een afgebakende periode in aftrek te kunnen brengen. In eerste instantie was het voorstel om de aftrek gedurende maximaal vijf jaar toe te staan. Door een aanpassing in het overgangsrecht voor levensloop, is er budget gevonden voor aftrek van rente over restschuld over een periode van maximaal tien jaar. De restschuld moet zijn ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. Aangesloten wordt bij het moment van vervreemden en dat is normaal gesproken het moment van het passeren van de eigendomsakte.
Als gevolg van een aangenomen motie moet de regering in overleg treden met hypotheekverstrekkers, om te bezien hoe belemmeringen voor de verstrekking van restschuldfinanciering kunnen worden weggenomen. Uiterlijk in februari 2013 moet de Kamer over de uitkomsten van dit overleg worden geïnformeerd.
Hoe sympathiek wellicht bedoeld, de Kamer lijkt zich hierdoor te gaan bemoeien met de marktwerking. Het is de vraag waar dit uiteindelijk toe leidt.

NHG

Recent ontstond commotie over de publicatie van Stichting Waarborgfonds Eigen Woning om Nationale Hypotheek Garantie (NHG) met ingang van 1 januari 2013 alleen nog te verlenen voor eigenwoningschulden die minstens volgens een annuïtair schema worden afgelost. Dat zou betekenen dat op 31 december 2012 bestaande schulden bij oversluiten voor bijvoorbeeld een nieuwe woning, ook onder deze maatregel zouden vallen.
Door ingrijpen van minister Blok is dit weer teruggedraaid. Voorzover het gaat om bestaande schulden per 31 december 2012 komen deze bij oversluiten na die datum nog steeds in aanmerking voor NHG, ook al wordt niet volgens een annuïtair schema afgelost.

Verhoogde leeftijdsgrens schenking eigen woning

Momenteel geldt een eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen aan kinderen voor de eigen woning. De verhoging bedraagt € 26.156 (bedrag 2012) bovenop de vrijstelling van € 24.144 (bedrag 2012) voor deze leeftijdscategorie en geldt voor kinderen van 18 tot 35 jaar. De leeftijdscategorie voor de verhoging wordt nu verruimd naar 18 tot 40 jaar. Voorwaarde is en blijft dat de schenking moet worden aangewend voor de aankoop, verbetering of onderhoud van de eigen woning.

Termijn tijdelijke leegstand verlengd

Op de valreep is ook besloten om woningen die tijdelijk leeg staan of in aanbouw zijn voor een langere periode als eigen woning aan te merken. Oorspronkelijk was deze periode het jaar van verhuizing en de daarop volgende twee kalenderjaren. Als tijdelijke crisismaatregel was het aantal van twee kalenderjaren opgerekt naar drie kalenderjaren. Die maatregel zou eind 2012 aflopen, maar is nu met een jaar verlengd.
Een andere tijdelijke crisismaatregel wordt ook met een jaar verlengd tot eind 2013. Dit betreft de zogenoemde tijdelijke verhuur. Wordt de leegstaande eigen woning tijdens de hiervoor bedoelde periode tijdelijk verhuurd en de huur eindigt ook binnen die periode, mag de woning daarna nog als eigen woning worden aangemerkt. Gedurende de verhuur wordt de woning toegerekend aan box 3 en is de hypotheekrente niet aftrekbaar.
Naar mijn mening zijn dit nuttige maatregelen waarmee op korte termijn voorkomen wordt dat nog meer mensen in betalingsproblemen komen.

Tijdelijke verhuur door expats

Belastingplichtigen die in het buitenland gaan werken, vaak expats, kunnen recht op overgangsrecht behouden, als zij hun eigen woning tijdelijk verhuren. Het overgangsrecht bij verhuizen dat voor alle belastingplichtigen geldt, is in het geval van expats meestal niet toereikend. Het overgangsrecht zoals hiervoor aangegeven houdt namelijk in dat een belastingplichtige in 2012 een eigenwoningschuld moet hebben gehad, deze schuld eind 2012 niet meer heeft en vervolgens weer aangaat in 2013. Expats zijn veelal voor een langere periode in het buitenland en verhuren hun woning in deze periode. Daarmee kunnen zij in veel gevallen niet voldoen aan dit algemene overgangsrecht. De aanvullende regeling geldt voor belastingplichtigen die op 31 december 2012 geen eigenwoningschuld hadden en op enig moment daarvoor wel een eigenwoningschuld hadden. De eigen woning moet vervolgens de status van eigen woning hebben verloren door verhuur van die eigen woning. Het recht op overgangsrecht blijft behouden als de belastingplichtige de verhuurde woning weer als eigen woning gaat aanmerken vóór 1 januari 2021.

Kapitaalverzekeringen

Zoals al aangegeven direct na Prinsjesdag is door de invoering van het verplichte annuïtaire aflossingsschema per 1 januari 2013 geen plaats meer voor de fiscale faciliteit voor de Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), de Spaarrekening Eigen Woning (SEW) en het Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW).
Op 31 december 2012 bestaande KEW-/SEW-/BEW-contracten worden gerespecteerd en behouden het recht op vrijstelling van de uitkering (en gedurende de looptijd). Voorwaarde is wel dat na 31 december 2012 de duur niet is verlengd en het kapitaal niet is verhoogd. Bij beleggingsproducten mag de premie/inleg niet worden verhoogd. Wordt het kapitaal toch verhoogd, dan moet het product gesplitst worden. De opbouw van het oorspronkelijke kapitaal blijft in box 1 en het meerdere verhuist naar box 3. Dat klinkt eenvoudiger dan het is.
Nu was het in de praktijk niet ongebruikelijk dat veel kapitaalverzekeringen werden gestart in box 3 en pas werden voorzien van een KEW-clausule als de klant met zijn box-3-kapitaal de algemene vrijstelling in box 3 dreigde te overschrijden. Dergelijke verzekeringen zouden in de oorspronkelijke plannen vóór 1 januari 2013 moeten worden voorzien van een KEW-clausule (of in ieder geval een aanvraag daartoe moeten hebben ingediend; acceptatie door de verzekeraar speelt hierin geen rol).
Gelukkig had de wetgever hier oog voor en hebben belastingplichtigen met een box-3-verzekering nu tot 1 april 2013 de tijd om een KEW-clausule te laten plaatsen (dan wel om te zetten in een SEW of BEW).
Samengevat is het overgangsrecht nu als volgt:

Op 31-12-2012 bestaande KEW/SEW/BEWMag na die datum nog worden overgesloten naar een ander product, mits looptijd niet verlengd en kapitaal (traditioneel) of premie (beleggingen) niet verhoogd.Op 31-12-2012 bestaande kapitaalverzekering maar zonder KEW-clausule Tot 1-4-2013 tijd voor omzetting in een KEW (of SEW/BEW); na 31-12-2012 mag duur niet zijn verlengd en kapitaal/premie niet verhoogd.Geen kapitaalverzekering op 31-12-2012Geen mogelijkheid KEW/SEW/BEW fiscaal gefaciliteerd te sluiten (behoudens uitzonderingssituaties: onherroepelijke aankoop-/aanneemovereenkomst in 2012).

Het plan om de 15- en 20-jaarseis voor kapitaalverzekeringen op te heffen (mits met de volledige uitkering ook de eigenwoningschuld wordt afgelost), is niet doorgezet. De staatssecretaris heeft een amendement over het plan ontraden. Wel hebben de minister voor Wonen en Rijksdienst en de staatssecretaris van Financiën het voornemen een begunstigend beleidsbesluit uit te brengen. In bepaalde gevallen – bijvoorbeeld echtscheiding/beëindiging fiscaal partnerschap en schuldenproblematiek – zal onbelaste vrijval van KEW-/SEW-/BEW-kapitaal mogelijk worden.
Dat het plan niet doorgaat, lijkt me verstandig. Behoudens wellicht in de hiervoor genoemd gevallen zal het niet snel verstandig zijn het – weliswaar beklemde – kapitaal voortijdig op te nemen. Zo wordt het grootste rendement juist aan het einde van de looptijd behaald en resteert er bij vervroegde opname een restschuld waar in veel gevallen geen vermogensopbouw tegenover staat.

Levensloop

In het regeerakkoord is aangegeven, dat het zogenoemde vitaliteitssparen niet wordt ingevoerd. In het regeerakkoord staat niets vermeld over het overgangrecht voor levensloopregelingen. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2013 is het overgangsrecht op initiatief van de Tweede Kamer toch aangepast.
Voor deelnemers die op 31 december 2011 € 3.000 of meer als levenslooptegoed hadden, wordt de looptijd van het overgangsrecht beperkt tot 1 januari 2022. Deze looptijd was onbeperkt. Bedragen uit de levensloopregeling mogen vanaf 1 januari 2013 bestedingsvrij worden opgenomen. Dit betekent dat de voorwaarde om verlof op te nemen vervalt.
Om de opname van tegoeden te versnellen, wordt slechts 80% van de waarde van het levenslooptegoed per 31 december 2011 belast. Voorwaarde voor deze gunstige behandeling is dat het ineens opgenomen moet worden. De waarde opgebouwd vanaf 1 januari 2012 wordt wel volledig belast. Bij de opname wordt ook rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde levensloopverlofkorting. De opbouw van levensloopverlofkorting is na 2011 gestopt, maar over de jaren vóór 2012 waarin is ingelegd kan de levensloopverlofkorting nog wel worden toegepast.
Ook de voor deelnemers met een tegoed van minder dan € 3.000 per 31 december 2011 geldt dat 80% van de waarde op die datum wordt belast en het meerdere voor 100%. Ook voor hen wordt de opgebouwde levensloopverlofkorting toegepast. Voor deze groep geldt dat het tegoed verplicht op 1 januari 2013 vrijvalt.
Het versnellen van de opname van de levenslooptegoeden door het geven van een belastingvoordeel, is creatief. Het past in de trend om belastingheffing in de tijd naar voren te halen. Dat houdt wel het gevaar in dat in de toekomst nieuwe bronnen aangeboord moeten worden om de overheidsuitgaven te financieren.
Verder is het jammer dat door de tijdsdruk - onder andere veroorzaakt door het regeerakkoord – de overheid geen oog en oor heeft gehad voor de praktische problemen die een verplichte vrijval per 1 januari 2013 van de levenslooptegoeden minder dan € 3.000 met zich meebrengt. Het gaat dan vooral om het zoeken van de (huidige) werkgever van de deelnemer. Die is namelijk in lang niet alle gevallen bij de uitvoerder bekend.
De indieners van het voorstel – enkele Kamerleden – verwachten met de lagere belastingheffing over de vervroegde opname een direct (rente)voordeel voor de staatskas te behalen van € 15 miljoen. Dat voordeel wordt gebruikt om de termijn voor de zogenoemde restschuldfinanciering te verlengen van vijf naar tien jaar (zie onderdeel Eigen woning hiervoor).
Niet iedereen zal direct het levenslooptegoed willen opnemen. De opname leidt tot een verhoging van het inkomen, waardoor een deelnemer bijvoorbeeld een lagere of zelfs geen toeslag meer krijgt.
Ten slotte blijft nog wel een onduidelijkheid over. Volgens de toelichting moet het levenslooptegoed in 2013 worden opgenomen om in aanmerking te komen voor de 80%-heffing. Dat blijkt niet uit de wettekst.

Pensioen: variabilisering na ingangsdatum

Een pensioen mag na ingang in hoogte variëren binnen de verhouding 100:75. Fiscaal geldt daarbij de voorwaarde dat de mate van variatie uiterlijk op de pensioeningangsdatum moet zijn vastgesteld.
Doordat de AOW-leeftijd met ingang van 1 januari 2013 stapsgewijs wordt verhoogd, ontstaat een AOW-gat tussen de 65-jarige leeftijd (de oorspronkelijke AOW-ingangsdatum) en de latere AOW-ingangsdatum. Mensen met een al ingegaan pensioen kunnen het pensioen hier niet meer op aanpassen.
De Tweede Kamerleden Neppérus en Groot hebben een amendement ingediend dat is aangenomen. Hierdoor mogen mensen met een vóór 1 januari 2013 ingegaan pensioen alsnog het pensioen laten variëren. Op die manier kunnen zij het AOW-gat opvullen met tijdelijk hogere pensioenuitkeringen gevolgd door een lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De uitzondering geldt tot 1 januari 2016.
De gedachte achter deze wijziging is sympathiek, maar legt het probleem nadrukkelijk bij de uitvoerder neer. Aanpassing van een reeds lopende (pensioen)uitkering is bewerkelijk en daarmee kostbaar.
Het is dus de vraag of pensioenuitvoerders zullen willen meewerken aan de tijdelijke goedkeuring om de pensioenen alsnog te laten variëren.

Assurantiebelasting

De verhoging van het tarief van de assurantiebelasting van 9,7% naar 21% zal, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, al per 1 januari 2013 ingevoerd worden. Dit is 3 maanden eerder dan gepland. De achtergrond hiervan is dat het oorspronkelijke voorgenomen overgangsrecht voor de verzekeringsbranche uitvoeringstechnisch lastig en kostbaar zou zijn, Het oorspronkelijke plan zou het anticiperend gedrag van vooruitbetaling van premies voorkomen. Het voorstel was het nieuwe tarief van 21% van toepassing te laten zijn op premies voor zover die betrekking hebben op een verzekerde periode van na 31 maart 2013. Ongeacht wanneer deze premies betaald zijn. 
Aan de bezwaren van de verzekeringsbranche wil staatssecretaris Weekers van Financiën tegemoetkomen door het overgangsrecht aan te passen, maar dan onder de voorwaarde dat de verhoging van het assurantiebelastingtarief al per 1 januari 2013 ingevoerd wordt. Het gewijzigde overgangsrecht luidt dat het tarief van 21% van toepassing is op alle premies met een vervaldatum op of na 1 januari 2013 en op alle premies die zien op nieuwe verzekeringsperioden die op of na 1 januari 2013 ingaan. Door de invoering van de verhoging te vervroegen, zal anticiperend gedrag voorkomen moeten worden, behoudens mogelijke anticipatie op de periode tussen nu en 1 januari 2013. Als een stok achter de deur voor deze anticipatie is een mogelijkheid, bij zogenoemd Klein Koninklijk Besluit, gecreëerd om premies voor verzekeringen die ingegaan zijn of geprolongeerd zijn tussen 1 oktober 2012 en 31 december 2012, voor zover ze zien op een verzekerde periode van na 1 april 2013, alsnog te belasten naar het tarief van 21%.

Overige zaken

Bankenbelasting

Eerder dit jaar was de verdubbeling van de zogenoemde bankenbelasting al door beide Kamers aangenomen. Een motie van het Kamerlid Van Vliet bij het Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2013 om de doelmatigheidsgrens voor deze belasting te verlagen naar € 10 miljoen, haalde het niet.

Provisieverbod

Per 1 januari 2013 is het zover, dan gaat het provisieverbod in. Als gevolg van het regeerakkoord wordt met ingang van die datum ook de aftrekbaarheid van beloningen voor assurantietussenpersonen (‘fee’) geschrapt.
Met 1 januari in het verschiet hebben de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en het ministerie van Financiën nieuwsberichten en nadere richtlijnen uitgegeven over de invulling van en communicatie over het provisieverbod.
Naast het verbod op vergoedingen voor adviseurs en bemiddelaars, moeten directe aanbieders ook inzicht geven in de advies- en distributiekosten bij de koop van een financieel product. Hierdoor weet de klant bij elke aanbieder waar hij aan toe is bij de aanschaf van een belangrijk financieel product. Om de consument zo goed mogelijk te informeren over de nieuwe regels van het provisieverbod heeft Wijzer in Geldzaken op verzoek van het ministerie van Financiën en brancheorganisaties de checklist financiële producten opgesteld.
De AFM heeft intussen bepaald dat het niet is toegestaan om de advieskosten voor een nieuwe hypotheek te verwerken in een doorlopend serviceabonnement. Ook het spreiden van de advieskosten van bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsverzekering als opslag op een abonnement over een langere periode mag niet. De belangrijkste voorwaarde voor gespreide betaling - zonder dat de regels voor consumptief krediet van toepassing zijn - is dat deze niet langer loopt dan 2 jaar en er geen enkele rente of andere kosten in rekening worden gebracht. Bedrijven die niet adviseren maar alleen bemiddelen (‘execution only’) mogen de kosten wel over een langere periode spreiden.

Slot

Zoals in de inleiding aangegeven heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Belastingpakket 2013. Het is nu aan de Eerste Kamer om hierover te oordelen. Ben benieuwd of daarbij het feit dat de regeringspartijen een minderheid hebben in de Eerste Kamer, in dit geval nog een rol speelt.