Op 24 december 2019 is in de Staatscourant het besluit over de aanpassing van de looptijd wegens de (getemporiseerde) verhoging van de AOW-leeftijd gepubliceerd. Hiermee is het besluit van 17 december 2013 (nr. BLKB 2013/2201M) vervangen.
Onder voorwaarden is goedgekeurd dat uitkeringen uit VUT-regelingen, overbruggingspensioenen, nabestaandenoverbruggingspensioenen, prepensioenen en overbruggingslijfrenten uitgekeerd mogen worden uitgekeerd tot uiterlijk de AOW-leeftijd van de betrokken gerechtigden. Als de AOW-leeftijd na de ingangsdatum van het overbruggingspensioen, nabestaandenoverbruggingspensioen, prepensioen of de overbruggingslijfrente wordt verlaagd, mag voor de toepassing van deze goedkeuringen ook worden uitgegaan van de AOW-leeftijd die van toepassing was vóór deze verlaging.
In het besluit worden de volgende voorwaarden genoemd:
"a. De wettelijke voorwaarden voor VUT-regelingen, regelingen voor een overbruggings-, nabestaandenoverbruggings- of prepensioen dan wel een overbruggingslijfrente blijven van kracht voor zover daarvan in de volgende voorwaarden niet wordt afgeweken.
b. De omvang van de bestaande uitkeringsrechten mag niet worden uitgebreid of verminderd. De bestaande uitkeringsrechten dienen actuarieel te worden herrekend naar uitkeringen die over de aan de gewijzigde AOW-leeftijd aangepaste periode plaatsvinden. Deze herrekening brengt daarom een aanpassing van de uitkering per overeengekomen uitkeringstijdvak met zich.
c. De uiterste wettelijke ingangsdata van de uitkeringen uit een regeling voor overbruggings- of prepensioen ondergaan door bovenstaande goedkeuringen geen wijziging.
d. Een reeds lopende uitkering wordt op het moment van aanpassing niet geacht opnieuw te zijn ingegaan.
e. De wettelijke (on)mogelijkheden om uitkeringen in hoogte te variëren ondergaan door bovenstaande goedkeuringen geen wijziging behoudens de variatie die voortvloeit uit de aanpassing als bedoeld in voorwaarde b.
f. De uitkeringen uit een VUT-regeling, regeling voor overbruggings-, nabestaandenoverbruggings- of prepensioen eindigen uiterlijk op het moment dat de uitkeringsgerechtigde de voor hem of haar geldende AOW-leeftijd bereikt. De uitkeringen uit een overbruggingslijfrente eindigen uiterlijk in het jaar waarin de lijfrentegerechtigde de voor hem of haar geldende AOW-leeftijd bereikt.
g. Ingeval de voor de uitkeringsgerechtigde geldende AOW-leeftijd na de ingangsdatum van het overbruggings-, nabestaandenoverbruggings- of prepensioen of de overbruggingslijfrente wordt verlaagd, mag voor de toepassing van voorwaarde f ook worden uitgegaan van de AOW-leeftijd die van toepassing was vóór deze verlaging."
(Besluit van 13-12-2019, nr. 2019-0000024804, Staatscourant 2019, 66199)
Noot
Dit besluit heeft betrekkelijk lang op zich laten wachten. Direct na het sluiten van het Principeakkoord pensioen was al duidelijk dat een dergelijk besluit noodzakelijk was.
Het valt op dat in het besluit geen aandacht wordt besteed aan goudenhanddrukstamrechten, terwijl daarvoor de AOW-leeftijd ook een belangrijke grens is. Dat geldt ook voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Als dan de tijd voor een besluit wordt genomen, is het zaak om met een zo volledig mogelijk besluit te komen.
(januari 2020)