FA Nieuwsbrief februari 2019

Jaargang 7 nummer 8

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen en Lijfrente

Toch nieuw pensioenstelsel? | Artikel
Verrekening van pensioenrechten door betalen van lijfrentepremies | Artikel

Pensioen

Reactie Pensioenfederatie op wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 | Kort bericht
Verzamelbrief pensioenonderwerpen: ‘vergeten pensioenen’ | Kort bericht

Lijfrente

Uitkering niet vrijgesteld na bewust niet aftrekken premies lijfrente | Kort bericht
Ongelijke behandeling oudedagsvoorzieningen ondernemers en werknemers voor Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet? | Kort bericht
Geen recht op garantiekapitaal ondanks onzorgvuldig handelen verzekeraar en adviseur | Kort bericht

Eigen woning

Fiscaal overgangsrecht bij een no deal Brexit | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen

Toch nieuw pensioenstelsel ?

Kees Vivat

Na het uitblijven van een pensioenakkoord, gaat minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu zelf aan de slag met de hervorming van het pensioenstelsel. De minister werkt de komende maanden aan de voorbereiding van een nieuw pensioenstelsel. Uitgangspunt daarbij zijn de eerdere afspraken uit het regeerakkoord. Op 1 februari 2019 heeft Koolmees een brief naar de Tweede Kamer gezonden met daarin tien punten om het stelsel robuuster en persoonlijker te maken. In dit artikel geef ik een beknopt overzicht van de plannen in die brief.

Verrekening van pensioenrechten door betalen van lijfrentepremies

Vraag: In het verleden is in Financieel Actief aandacht besteed aan de verrekening van alimentatie door betaling van lijfrentepremie. Nu begreep ik dat het ook mogelijk is om bij echtscheiding het pensioen bij de partners te laten en het tekort dat een van de partners hierdoor oploopt via een lijfrente kan worden verrekend. Hoe werkt dat?

Korte berichten

Reactie Pensioenfederatie op wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021

Op 24 januari 2019 heeft de Pensioenfederatie een brief gezonden naar minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als reactie op het wetsvoorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.
De Pensioenfederatie constateert dat met het wetsvoorstel een aantal knelpunten wordt opgelost:
- de afhankelijkheid tussen beide partners wordt doorbroken;
- het is niet meer nodig om een scheiding te melden om medewerking van de pensioenuitvoerder te verkrijgen; en
- een fifty-fifty verdeling moet overbedeling van de ex-partner voorkomen.

De pensioenfederatie constateert ook dat nieuwe knelpunten zullen ontstaan:
- bijzonder partnerpensioen is alleen mogelijk in combinatie met verevening;
- afwijkende afspraken moeten nog steeds gemeld worden bij de pensioenuitvoerder (doen zij dat niet dan wordt automatisch geconverteerd).

Bij de evaluatie van de huidige wet- en regelgeving inzake pensioen en scheiding is geconstateerd dat scheidingsprofessionals onvoldoende kennis hebben inzake pensioen. Pensioen is complexe materie en de ingangsdatum van het pensioen is vaak nog ver weg. Gevolg is dat pensioen onvoldoende aandacht krijgt.
De Pensioenfederatie verwacht dat veel ellende kan worden voorkomen als de ex-partners verplicht een pensioenplan moeten maken.
Verder pleit de federatie voor het openstellen van de mogelijkheden van de Wet verevening bij scheiding voor samenwonenden. Het wordt dan een keuzemogelijkheid voor samenwonenden. Ook zou conversie moeten gaan gelden bij scheiding van tafel en bed. Hiermee wordt in die situatie ook bijzonder partnerpensioen mogelijk.
Tot slot bepleit de Pensioenfederatie om alle regels inzake scheiding en pensioen in een wet samen te voegen, te letten op de automatiseerbaarheid van conversie en een overgangstermijn van minimaal één jaar nadat alle wetgeving (inclusief regelgeving definitief is vastgesteld.
(brief Pensioenfederatie, 24 januari 2019, kenmerk B/19/12767/EV)

Noot:

De consultatieperiode voor het wetsvoorstel is inmiddels afgelopen.
De pensioenfederatie komt met een aantal nuttige aanvullingen en legt nog enkele knelpunten bloot. Het is te hopen dat de minister deze snel omarmt en dat enige haast wordt gemaakt met de behandeling van het nog in te dienen wetsvoorstel. De evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is al weer bijna een jaar geleden afgerond en in de praktijk gaat nog steeds het nodige mis bij dit - belangrijke - onderwerp.

(februari 2019)

Verzamelbrief pensioenonderwerpen: ‘vergeten pensioenen’

Op 28 januari heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een nieuwe verzamelbrief pensioenonderwerpen naar de Tweede Kamer gezonden. Naast onderwerpen als prestatieafhankelijke vergoedingen voor vermogensbeheer bij pensioenfondsen en het ingetrokken wetsvoorstel fuserende bedrijfstakpensioenfondsen, gaat de minister in op de zogenoemde vergeten pensioenen.
De minister reageert hiermee op eerdere vragen van het Kamerlid Van Rooijen (50PLUS). Aanleiding voor die vragen was een artikel in het AD getiteld ‘Privacyregels bedreigen duizenden pensioenen’.
Bij pensioenuitvoerders staan nog vele pensioenrechten die niet uitgekeerd kunnen worden omdat de pensioenuitvoerders niet voldoende informatie hebben over de rechthebbenden. Een pensioenuitvoerder kan gebruik maken van de informatie uit de Basisregistratie personen (BRP) en van het UWV en de SVB om gegevens te achterhalen. Deze informatie is niet altijd voldoende om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Volgens het artikel in het AD vormt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) een belemmering om ontbrekende informatie te achterhalen.  De Basisregistratie personen (BRP) bestaat uit twee registers. Het ene register ziet op ingezetenen en wordt gevoerd door de gemeenten. Het andere register betreft de Registratie niet-ingezetenen (RNI). De RNI bevat persoonsgegevens over personen die in het buitenland wonen. Pensioenuitvoerders hebben tot nu toe slechts toegang tot de RNI voor zover het betrekking heeft op personen die de AOW-gerechtigde leeftijd reeds hebben bereikt. In 2019 wordt gestart met een pilot waarbij pensioenuitvoerders ook toegang krijgen tot het deel van de RNI met gegevens van personen die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. De minister spreekt de verwachting uit dat pensioenuitvoerders hiermee de meeste ontbrekende persoonsgegevens kunnen achterhalen zodat de pensioenrechten alsnog kunnen worden uitgekeerd.
(Brief minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 28 januari 2019, kenmerk 2019-0000006659)

Noot:

De uitbreiding van de toegang tot persoonsgegevens kan zeker een bijdrage leveren bij het terugdringen van de problemen rondom niet uitgekeerde pensioenen. In de praktijk zijn er echter meer problemen om een pensioen uitgekeerd te krijgen (zoals bijvoorbeeld ook medewerking van de pensioengerechtigde). Met de beoogde verbetering zal het probleem dan ook niet geheel verdwijnen.

(februari 2019)

Uitkering niet vrijgesteld na bewust niet aftrekken premies lijfrente

In hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam is in geschil of de uitkeringen uit een lijfrente onterecht zijn belast na het bewust niet aftrekken van de premies. De verzekeringnemer heeft in de aangiften van 1995 tot 2000 bewust de premies niet afgetrokken omdat het geen fiscaal voordeel zou opleveren in verband met allerlei aftrekposten die verzekeringnemer al in aanmerking had genomen.
Artikel I, onderdeel O van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt dat de regels van het tussen 1995 en 2000 geldende artikel 25 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van toepassing blijven op de lijfrente in kwestie. Volgens het laatst genoemde artikel worden uitkeringen uit lijfrenten belast voor zover de uitkeringen de tegenprestatie (in dit geval de betaalde premies) overtreffen. Cruciaal in dit in artikel is dat de het bedrag van de tegenprestatie wordt verminderd met het bedrag dat in aftrek kon worden gebracht van het belastbaar inkomen. Het is dus niet van belang of de premies daadwerkelijk in aftrek zijn gebracht.
Het Hof wijst erop dat een onwenselijk situatie kan ontstaan in gevallen dat de uitkering is belast en premies niet in aftrek zijn gebracht. De toenmalig Staatssecretaris van Financiën achtte dit ook onwenselijk en heeft met een beleidsbesluit goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden rekening wordt gehouden met de situatie dat een belastingplichtige heeft verzuimd om betaalde premies in aftrek te brengen. In het besluit is de mogelijkheid opgenomen om via een ambtshalve vermindering alsnog aftrek van de premies toe te staan. Lukt het niet via voorgaande methode, dan biedt de verruimde saldomethode uitkomst. Een voorwaarde voor deze saldomethode is dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het niet aftrekken van de premies niet te wijten is aan opzet of grove schuld.
Nu is gebleken dat de verzekeringnemer bewust de premies niet heeft afgetrokken, heeft de inspecteur volgens het Hof terecht de uitkeringen tot het belastbare inkomen gerekend.
(Gerechtshof Amsterdam, 17/00375, ECLI:NL:GHAMS:2018:4916)

(februari 2019)

Ongelijke behandeling oudedagsvoorzieningen ondernemers en werknemers voor Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet?

Een man staakt in 2014 zijn onderneming. De stakingswinst van ruim € 32.000 bestaat volledig uit de vrijgevallen fiscale oudedagsreserve. Voor een bedrag van € 18.500 heeft de man de stakingswinst omgezet in een lijfrente. Dit bedrag heeft hij in mindering gebracht op zijn inkomen uit werk en woning als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
De inspecteur legt de man voor 2014 een aanslag op voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) zonder rekening te houden met een aftrek voor uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad is van mening dat met elkaar vergeleken moeten worden (1) cao-werknemers (met pensioen) en (2) personen die hun niet-AOW-pensioen zelf moeten opbouwen via een lijfrenteverzekering. Hij ziet geen relevante verschillen tussen die twee groepen als het gaat om doel en strekking van de Zvw en de aftrek van pensioenpremies van (het loon en daarmee van) het Zvw-bijdrage-inkomen.
Naar zijn mening rechtvaardigen de door de Belastingdienst gestelde uitvoeringsproblemen een duidelijke discriminatie niet. Daarnaast is rechtsherstel - nog afgewezen door het hof - wel mogelijk.
De Hoge Raad volgt de conclusie van de Advocaat-Generaal en doet de zaak zelf af. Het bijdrage inkomen voor de Zorgverzekeringswet van de man wordt voor het jaar 2014 op nihil gesteld.
(Hoge Raad, 23 november 2018, zaaknummer 17/03140, ECLI:NL:HR:2018:2175)

Noot:

De staatssecretaris van Financiën heeft nog niet van zich laten horen naar aanleiding van deze uitspraak. Die lijkt weinig andere keuze te hebben dan de ondernemers ook aftrek toe te staan (de andere route - niet langer aftrek toestaan aan werknemers - ligt niet voor de hand). In ieder geval kunnen zelfstandigen in vergelijkbare situaties en waarvoor de rechtsmiddelen nog openstaan, aan de hand van dit arrest alsnog vermindering van hun bijdrage vragen.

(februari 2019)

Geen recht op garantiekapitaal ondanks onzorgvuldig handelen verzekeraar en adviseur

Een man sluit in 1991 een lijfrenteverzekering. Inclusief garantie zou op de einddatum in 2021 een bedrag van ruim € 127.000 beschikbaar komen voor aankoop van een lijfrente. Per 1 juni 1999 is door tussenkomst van dezelfde tussenpersoon het kapitaal inclusief garantie verhoogd tot ruim € 142.000. Met ingang van 1 juni 2004 is de verzekering premievrij gemaakt, wederom door tussenkomst van dezelfde tussenpersoon. Daarbij heeft de verzekeraar een polisblad afgegeven met een lager lijfrentekapitaal, maar nog steeds met vermelding van een garantiekapitaal van ruim € 142.000. De overlijdensdekking is op verzoek van de man verwijderd (en tegelijk is een aparte overlijdensrisicoverzekering afgesloten. De verzekeraar heeft in maart 2018 een nieuw polisblad naar de man gezonden met daarop een garantiekapitaal van (ruim) € 85.000.
In de voorwaarden bij de verzekering staat onder meer:
“(…) Bij wijziging of premievrijmaking van de verzekering zal de gegarandeerde winstdeling naar evenredigheid en billijkheid, op basis van de dan geldende normen voor gegarandeerde winstdeling, door de maatschappij worden vastgesteld. Indien echter op grond van een aanvullende verzekering gehele of gedeeltelijke premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt toegekend, blijft de gegarandeerde winstdeling onverminderd van kracht.”
De man legt de zaak voor bij het Kifid en vordert herstel van het garantiekapitaal van ruim € 142.000. Hij geeft aan dat lijfrenteverzekeringen ingewikkeld zijn en dat hij om die reden een tussenpersoon heeft ingeschakeld. En de verzekeraar kan zich niet verschuilen achter de tussenpersoon, aldus de man.
De belangrijkste overweging van het Kifid is het volgende:
“In beginsel mag Consument als niet deskundige op de verklaringen en gedragingen van Verzekeraar, die bij uitstek deskundig is, afgaan. Deze stelregel gaat in dit geval echter niet op. Het is een feit van algemene bekendheid dat als een lager bedrag wordt ingelegd in een verzekering, de opbrengst ook lager zal zijn.”
De man kon bij de bij de premievrijmaking niet zijn afgegaan op het foutieve polisblad, omdat die pas nadien is afgegeven. Ook heeft de man geen recht op kapitaal waarvoor geen premies zijn betaald. De man heeft daardoor geen schade geleden. Wel geeft de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid aan dat de verzekeraar erg onzorgvuldig heeft gehandeld.
Door het polisblad in 2004 niet goed te controleren heeft de tussenpersoon “niet gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon”. Ook hier concludeert de geschillencommissie dat de man geen schade heeft geleden.
De vorderingen van de man worden door de geschillencommissie afgewezen.
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Kifid, 7 december 2018, nr. 2018-764)

Noot:

De verzekeraar en de adviseur krijgen een flinke draai om de oren van de geschillencommissie. Toch heeft dat geen gevolgen omdat de man had kunnen weten dat bij een verlaging van de premie het garantiekapitaal niet hetzelfde kon blijven. Ook heeft hij gene beslissingen genomen op grond van het onjuist vermelde kapitaal, zodat er geen schade is vastgesteld.
De uitspraak had anders uit kunnen pakken als het vermelde kapitaal minder duidelijk onjuist was geweest. Al zal ook dan nog steeds schade aangetoond moeten worden in de visie van de geschillencommissie, zo lijkt het.

(februari 2019)

Fiscaal overgangsrecht bij een no deal Brexit.

Mocht sprake zijn van een ‘no deal Brexit’ en het Verenigd Koninkrijk daarmee een zogenaamd derde land worden, zullen zonder maatregelen personen en bedrijven direct geconfronteerd worden met een andere fiscale behandeling dan voor de Brexit. Burgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen en in Nederland belasting betalen (buitenlands belastingplichtigen) verliezen dan bijvoorbeeld het recht op bepaalde aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek en recht op heffingskortingen. Diverse fiscale regelingen maken namelijk onderscheid tussen wonen in een EU-land of daarbuiten.
Ook voor bedrijven worden de mogelijkheden van overgangsrecht onderzocht. Daarbij staat echter niet het (tijdelijk) continueren van een bepaald fiscaal voordeel voorop, maar is het beoogde doel te voorkomen dat acute (fiscale) gevolgen en administratieve lasten optreden (waaronder compartimenteringsvraagstukken).
Staatssecretaris Snel van Financiën geeft aan dat momenteel het goedkeurende beleidsbesluit wordt voorbereid. Daarbij bekijkt Financiën per belastingmiddel of overgangsrecht wenselijk is.
(Brief staatssecretaris van Financiën, 4 februari 2019, kenmerk 2019-0000017605)

(februari 2019)

Korte berichtenlabel

Korte berichten