FA Nieuwsbrief december 2018

Jaargang 7 nummer 6

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen en Sparen en Beleggen

Prinsjesdag 2018: een tweede update | Artikel

Pensioen en Lijfrente

AOW-franchises 2019 en maximum pensioengevend loon | Kort bericht
AOW-leeftijd onderdeel van debat over het mislukken van de pensioenonderhandelingen | Kort bericht

Lijfrente

Revisierente terecht in rekening gebracht | Kort bericht

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Maximum arbeidsongeschiktheidsverzekering | Artikel
Hoge Raad oordeelt dat verzekeraar eigen deskundigen mag aanwijzen bij vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen
Korte berichten

AOW-franchises 2019 en maximum pensioengevend loon

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft de voorlopige AOW-franchisebedragen en het voorlopig vastgestelde maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964 gepubliceerd.
De AOW-franchises zijn als volgt:

Enkelvoudig gehuwd

Gehuwd met maximale toeslag

Ongehuwd

Middelloon

Eindloon

Middelloon

Eindloon

Middelloon

Eindloon

€ 13.785

€ 15.599

€ 27.570

€ 31.198

€ 20.209

€ 22.867

Het maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964 per 1 januari 2019  is voorlopig vastgesteld op € 107.593.
(https://belastingdienstpensioensite.nl/VA_18-010_v181128.htm, V&A 18-010, 28 november 2018)

(december 2018)

AOW-leeftijd onderdeel van debat over het mislukken van de pensioenonderhandelingen

Eind november is een debat gehouden in de Tweede Kamer over het mislukken van het pensioenakkoord. Onderdeel van de onderhandelingen was onder andere de AOW-leeftijd. Op dit moment stijgt de AOW-leeftijd automatisch mee met de gemiddelde levensverwachting. Tijdens het debat spraken verschillende voor- en tegenstanders van deze methode.
Klaver van GroenLinks herinnert de Tweede Kamer eraan dat de huidige methode gepaard zou gaan met een oplossing voor mensen met zware beroepen. Een oplossing waarvan volgens hem nog niks terecht is gekomen. Daarbij doelt hij op het verschil tussen de levensverwachting van hoog- en laagopgeleiden. Deze zijn volgens hem enorm en het zou eerlijker zijn om mensen met zware beroepen (veelal ‘laagopgeleid’) een lagere AOW-leeftijd te geven. Sowieso vindt hij dat de AOW-leeftijd minder hard moet stijgen. Asscher van de PvdA sluit zich hierbij aan.
De Jong van de PVV vindt de voorgestelde maatregelen van GroenLinks en de PvdA niet genoeg en pleit voor het terugdraaien van de AOW-leeftijd naar 65 jaar. Overigens hoeft dit van hem niet via een pensioenakkoord besloten te worden maar is hij van mening dat dit via een besluit van het kabinet mogelijk kan worden gemaakt.
Buma van het CDA laat een ander geluid horen. Hij vindt dat beslissingen over de AOW-leeftijd en de koppeling ervan aan de levensverwachting het pensioenakkoord overstijgen. Daar moet op de langere termijn naar worden gekeken. Daarop heeft Buma een motie ingediend om onder andere te laten onderzoeken hoe de levensverwachting zich zal ontwikkelen en wat op lange termijn vanuit gezondheid en betaalbaarheid een redelijke verhouding is tussen de duur van het werkzame leven en de duur van het pensioen. Deze motie is inmiddels aangenomen.
(Plenair verslag van 27 november 2018, Tweede Kamer en Kamerstukken TK nr. 32.043, nr. 438)

(december 2018)

Revisierente terecht in rekening gebracht

Een man koopt in 2013 een (gerichte) lijfrenteverzekering af. De man accepteert niet dat de inspecteur revisierente in rekening brengt.
Hof Arnhem/Leeuwarden stelt vast dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de lijfrente van na de Brede Herwaardering is en dat deze op het moment van afkoop al minimaal tien jaar loopt. Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht revisierente in rekening heeft gebracht.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet ontvankelijk. De klachten rechtvaardigen geen behandeling in cassatie.
(Hoge Raad, 2 november 2018, zaaknummer 18/03105, ECLI:NL:HR:2018:2036)

Noot:

De uitkomst van deze procedure is niet verrassend. Deze man is 20% revisierente verschuldigd. Had de afkoop binnen een looptijd van tien jaar plaatsgevonden, dan was een vermindering wellicht mogelijk geweest. In die gevallen kan gebruik worden gemaakt van de rekenhulp die de Belastingdienst op haar website heeft staan: https://www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/revisierente/

(december 2018)

Hoge Raad oordeelt dat verzekeraar eigen deskundigen mag aanwijzen bij vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid

In een zaak bij de Hoge Raad zijn prejudiciële vragen gesteld over polisvoorwaarden waarin is opgenomen dat de verzekeraar eigen deskundigen mag gebruiken om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen en dat de verzekerde wordt geacht de vaststelling te hebben aanvaard als niet binnen 30 dagen bezwaar is gemaakt. Vraag is of dit beding oneerlijk is volgens Richtlijn 93/13/EEG en of verzekeringnemer een consument is in de zin van die richtlijn.

Een verzekeringnemer is in 2007 voor 80% tot 100% arbeidsongeschikt geraakt vanwege vermoeidheidsklachten als gevolg van een ‘burn-out’. De klachten hebben voortgeduurd, in wisselende mate van arbeidsongeschiktheid, tot en met 2013. Aan het einde van 2013 zijn de uitkeringen gestaakt omdat volgens de verzekeraar de mate van de arbeidsongeschiktheid minder dan 25% bedroeg. Halverwege 2014 meldt de verzekeringnemer zich weer arbeidsongeschikt. Na een medisch onderzoek blijkt verzekeringnemer te lijden aan sarcoïdose en hemochromatose, met als gevolg mogelijke chronische vermoeidheid. De verzekeraar laat via een brief weten in 2015 dat de uitkeringen niet worden hervat omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% wordt geacht.

Bij de rechtbank eist verzekeringnemer dat, nu deze twee aandoeningen zijn vastgesteld, met terugwerkende kracht vanaf 2007 uitkeringen worden gedaan op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Daarnaast vindt de verzekeringnemer dat de in opdracht van de verzekeraar opgestelde rapportages buiten beschouwing moeten blijven omdat de verzekeringnemer niet is geraadpleegd bij de totstandkoming. Tot slot acht de verzekeringnemer het artikel van de polisvoorwaarden, waarin staat dat de verzekeraar eigen deskundigen kan aanwijzen om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen, vernietigbaar want het artikel is een oneerlijk beding volgens de richtlijn.

De rechtbank gaat niet mee in de eisen van de verzekeringnemer: over de periode 2007 tot en met eind 2013 zijn er te weinig aanknopingspunten om te concluderen dat sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid en voor de periode vanaf 2014 kan niet al worden geoordeeld op basis van het medisch onderzoek dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op grond van de polis. Wel stelt de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de hoedanigheid van de verzekeringnemer (consument of niet) en de houdbaarheid van de polisvoorwaarden.

De Hoge Raad concludeert dat de verzekeringnemer een beroep kan doen op de richtlijn als consument ook al ging verzekeringnemer de verzekering aan via zijn bedrijf. Vervolgens wordt ingegaan op de bezwaartermijn van 30 dagen. Volgens de Hoge Raad kan na het niet benutten van de bezwaartermijn (al dan niet na onderzoek van een door de verzekeringnemer zelf ingeschakelde deskundige) alsnog bezwaar worden gemaakt via een klachtencommissie of de rechter. Het gaat voor de bezwaartermijn van 30 dagen slechts om de vaststelling van het standpunt van de verzekeraar. Bij afwijzing van de schade kan namelijk, ook volgens de polis, nog eventueel via andere middelen bezwaar worden gemaakt.

Dan de vraag of het beding dat de verzekeraar eigen deskundigen mag aanwijzen oneerlijk is. Een beding is volgens de richtlijn oneerlijk als er een ‘aanzienlijke verstoring van het evenwicht’ ontstaat tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen. Die verstoring ontstaat volgens de Hoge Raad niet aangezien de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van een rapport dat door de verzekeraar aangewezen deskundigen is opgesteld, niet meer is dan een ‘partij-rapport’. De verzekeringnemer (en in dit geval ook de verzekerde) heeft dus de mogelijkheid om dit rapport te betwisten met een eigen onderzoek. Desnoods wijst, bij een klacht- of gerechtelijke procedure, de rechter een deskundige om een rapport op te stellen.
(Hoge Raad, 28-09-2018, zaaknummer 18/00989)

Noot:

De Hoge Raad vraagt zich aan het einde van de beoordeling nog af of het wel wenselijk is dat de verzekeraar eigen deskundigen mag aanwijzen voor een onderzoek naar de mate van arbeidsongeschiktheid. Hoewel het aanwijzen van eigen deskundigen de schijn kan hebben van partijdigheid, resteren voor de consument altijd nog andere manieren van bezwaar, buiten de verzekeringsvoorwaarden om. Het is dus van belang dat de consument de vaststelling op basis van een onderzoek van een door de verzekeraar aangewezen deskundige niet zonder meer hoeft te accepteren.

(december 2018)

Korte berichtenlabel

Korte berichten