Afschaffen eigen beheer start van doe-het-zelf pensioen voor DGA’s?

Alieke Doornink

De huidige regeling voor pensioen in eigen beheer gaat in de revisie. De lage marktrente zorgt voor dekkingstekorten bij de BV’s. De regels over de fiscale waardering van het Directeur Groot Aandeelhouder (DGA) pensioen leiden tot een groot verschil tussen de fiscale en commerciële waardering van de pensioenreserves en daarmee tot flinke risico’s voor de DGA en zijn BV. Daarnaast kost het de Belastingdienst te veel tijd om de huidige regelgeving te handhaven. Deze ontwikkelingen zijn voor de voormalig staatssecretaris van Financiën aanleiding geweest een plan te lanceren om de regels drastisch te vereenvoudigen. Maar er is nog een beter alternatief denkbaar. Wordt het na deze vereenvoudiging dan toch zo simpel dat de DGA zelf zijn pensioen zal doen?

Vier belangrijke redenen voor pensioen in eigen beheer

DGA’s zien de volgende voordelen van pensioen in eigen beheer:

  1. Liquiditeitsverruiming: Door dotaties aan de pensioenreserve die ten laste van de winst komen, neemt de balansreserve neemt toe. Dit betekent lagere winst, dus minder vennootschapsbelasting.
  2. Lagere kosten: In de praktijk vinden DGA’s dat de kosten van eigen beheer lager zouden zijn dan de kosten die een verzekeraar maakt. Of dit ook zo is, zal per situatie verschillen.
  3. Beleggingsvrijheid: Bij pensioen in eigen beheer kan de DGA naar eigen inzicht zijn pensioengeld beleggen. Binnen zijn eigen onderneming of op een aparte beleggingsrekening.
  4. Eenvoud bij aanvang: accountants regelen routineus een eigen beheer pensioen voor hun DGA’s en stellen de jaarrekening van de pensioen BV op.

Met zulke evidente voordelen is het logisch dat eigen beheer zo populair is. Maar ik vermoed dat een stuk minder eigen beheer pensioenen zouden bestaan als de gevaren van pensioen in eigen beheer beter bekend waren.

Het huidige DGA pensioen in eigen beheer blijkt risicovol voor DGA’s

DGA’s zijn zich namelijk onvoldoende bewust van de waarderingsverschillen tussen de commerciële en fiscale pensioenreserve. Hierdoor blijkt de BV regelmatig onvoldoende geld  te hebben voor de pensioenuitkeringen. 
Nog even een kort overzicht van het pensioen in eigen beheer:
Eigen beheer houdt in dat de DGA zijn pensioen niet (volledig) onderbrengt bij een pensioenuitvoerder, maar (gedeeltelijk) binnen zijn eigen BV opbouwt.
Dit kan alleen als de DGA voldoet aan de DGA-definitie in de Pensioenwet. 1) Dan is namelijk de Pensioenwet niet van toepassing. De BV zelf is de pensioenuitvoerder en beheert het pensioengeld. Vooral het verschil tussen de lage marktrente en de vaste hogere rekenrente, de regels voor de jaarverslaggeving en de financiële problemen van pensioen in eigen beheer bij echtscheiding zorgen onder de huidige wetgeving voor problemen.

Voor de hoogte van de pensioendotatie op de fiscale balans mag geen rekening worden gehouden met 2):
Rekenrente lager dan 4%: voor de hoogte van de voorziening op de fiscale balans verplicht rekenen met een rekenrente van 4%. 3)
Leeftijdsterugstellingen: er mag niet worden gewerkt met prognosetafels en leeftijdsterugstellingen op de meest recente sterftetafel.
Kosten-en winstopslagen: Bij de fiscale waardering in eigen beheer mag geen rekening worden gehouden met kosten- en winstopslagen zoals een verzekeraar of PPI deze zou maken.
Premies van het vooroverlijdensrisico: fiscaal kan geen reservering worden gedaan voor de premies die nodig zijn om een levenslang nabestaandenpensioen bij vooroverlijden uit te keren.
Toekomstige indexaties: kosten voor indexatie mag de BV pas in aftrek brengen als deze zich daadwerkelijk voordoen en dat is na ingang van de pensioenuitkeringen. 4)

Naast de fiscale waarderingregels, vraagt de flex-BV wetgeving die geldt vanaf 1 oktober 2012 om een verplichte uitkeringstoets bij de BV voordat dividend mag worden uitgekeerd. Deze uitkeringstoets is als volgt: bezittingen -/- (schulden + voorzieningen), alles gebaseerd op waarden in het economisch verkeer. Ook het pensioen in eigen beheer vormt een (toekomstige) schuld. Als de commerciële waarde soms wel ruim twee keer hoger is dan de fiscale waarde van de pensioenreserve,  is het gevolg dat er geen of onvoldoende ruimte is om een dividenduitkering te doen.

Voor kleine rechtspersonen keurt de Raad voor de Jaarverslaggeving (nog) goed dat zij hun pensioenverplichting tegen fiscale waarde op hun commerciële balans opnemen.

In de toelichting op de balans van deze kleine rechtspersonen 5) moet staan dat dit een waardering betreft tegen fiscale waarde, berekeningsgrondslagen en rekenrente. Gebruik van de fiscale waarderingsgrondslagen geeft echter een sterk afwijkend beeld van het geld dat werkelijk nodig is om de pensioenen uit te kunnen betalen. Begin 2014 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving voorgesteld om de waardering volgens fiscale grondslagen alleen nog toe te staan wanneer opnemen van de meestal lagere fiscale waarde niet leidt tot belangrijke verschillen ten opzichte van de commerciële waardering. De sterke discrepantie tussen fiscaal en commercieel leidt ertoe dat in de toekomst meestal de commerciële waarde opgenomen moet worden.

Een echtscheiding kan grote gevolgen hebben voor de eigen beheer BV doordat het deel van de ex-partner tegen commerciële waarde afgestort moet worden.

Een echtscheiding heeft gevolgen voor het pensioen in eigen beheer. De ex-echtgenoot kan eisen dat aan hem of haar toekomende deel wordt afgestort bij een verzekeraar. De basis voor deze eis is gelegd in een uitspraak van de Hoge Raad uit 2007. Het af te storten kapitaal moet voldoende zijn om in de toekomst het aan de ex-echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak uit te kunnen keren. Om de hoogte van deze verplichting te berekenen moet dus met commerciële grondslagen worden gerekend en deze wijken, zoals hiervoor aangegeven, sterk af van de fiscaal toegestane grondslagen. Vaak heeft de BV hiervoor onvoldoende liquide middelen. Afstorting kan alleen worden voorkomen als de DGA aantoont dat de benodigde liquide middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders worden verkregen zonder de continuïteit van de onderneming in gevaar te brengen.

De staatssecretaris heeft een plan gelanceerd om het pensioen in eigen beheer te hervormen

Om de problemen met het pensioen in eigen beheer het hoofd te bieden heeft voormalig staatssecretaris van Financiën Weekers op 6 december 2013 in een brief drie alternatieven aangedragen voor pensioenopbouw in eigen beheer:

  1. Fiscale pensioenverplichting berekenen op commerciële basis: de verplichte rekenrente van 4% wordt losgelaten. Er is geen onderscheid meer tussen fiscaal en commercieel. De pensioenreserve op de balans wordt dan een aanzienlijk hoger, namelijk de commerciële waarde. Dit betekent een enorme extra last, maar ook veel minder ontvangsten van vennootschapsbelasting door de Belastingdienst. Daarom is deze oplossingsrichting niet haalbaar.
  2. Commerciële pensioenverplichting eenmalig afstempelen tot fiscale waarde. Deze afstempeling is zonder gevolgen voor de loonbelasting. Bij berekening van de dividendruimte wordt dan uitgegaan van de lagere fiscale waarde. Op het moment van afstempeling zijn de commerciële en de fiscale waarde van de pensioenreserve gelijk. Een deel van de verplichting vervalt dan. Wel moeten alle pensioengerechtigden, dus ook de eventuele (ex-)partner, met deze afstempeling instemmen. In latere jaren speelt de problematiek tussen de commerciële en fiscale hoogte van de pensioenreserve natuurlijk weer opnieuw op omdat dit voor de onderliggende knelpunt, het verschil tussen commercieel en fiscaal waarderen, geen structurele oplossing is.
  3. De voormalig staatssecretaris heeft voorkeur voor de variant waarbij de DGA kan kiezen uit twee mogelijkheden:
    1. Pensioenopbouw uit de risicosfeer van de onderneming halen en onderbrengen bij een externe professionele verzekeraar. Bij echtscheiding hoeft geen afstorting plaats te vinden omdat het geld al bij een verzekeraar staat. Of:
    2. 'DGA-FOR' vormen die lijkt op de oudedagsreserve voor IB-ondernemers. De reserve vormt een pensioenpot voor de DGA en staat los van pensioen in de loonsfeer.
                 Voordelen:
      1. De pensioenpot blijft wel beschikbaar binnen de onderneming en zorgt voor een liquiditeitsverruiming.
      2. Jaarlijks kan de BV tot een nog te bepalen maximumbedrag en maximum percentage van de jaarwinst doteren.
      3. Bij echtscheiding wordt de DGA-FOR automatisch verdeeld door verdeling van de waarde van de aandelen. Afstorting van het aan de ex-echtgenoot toekomende deel kan worden voorkomen
        Nadelen:
      4. Zonder winst dus geen dotatie.
      5. Alleen de vennootschap waarin materieel een onderneming wordt gedreven, kan een reserve voor de oude dag vormen. Zogenoemde management BV’s kwalificeren meestal niet als materiële onderneming.
      6. Bij pensionering, eerder stoppen met werken, verkoop van de BV, staking van de materiële onderneming of zetelverplaatsing naar het buitenland, valt de reserve vrij in de winst. Er is geen vrijval wanneer de DGA of zijn nabestaanden een lijfrente aankopen in de vorm van een verzekering of bankspaarproduct. Wordt geen lijfrente aangekocht, dan is revisierente over de belaste vrijval verschuldigd.

Het is onduidelijk hoe het percentage van de jaarwinst moet worden vastgesteld. De systematiek van de winstbepaling voor de BV is dermate anders dan bij de zelfstandig ondernemer: de BV heeft winst na vaststelling van het salaris en emolumenten van de DGA. De zelfstandig ondernemer heeft winst voor salaris. Als de staatssecretaris dit verschil gelijk zou willen trekken, is minimaal een dubbel percentage voor de pensioenreserve nodig. Daarnaast levert het voorstel bij wijziging van de onderneming direct fiscale problemen op. Elke substantiële wijziging in de onderneming zorgt namelijk voor een vrijval met heffing vennootschapsbelasting en revisierente. Deze overwegingen maken het voorstel niet tot een reële oplossingsrichting.

Een beter alternatief is een combinatie van optie twee plus de verplichting om over te gaan naar een beschikbare premie regeling

Er is een zeer voor de hand liggend en eenvoudig alternatief. Dat is de beschikbare premieregeling in eigen beheer. Deze vorm voorkomt elk verschil tussen de fiscale en commerciële waardering. Tot nu toe staat de Belastingdienst deze mogelijkheid alleen onder strikte voorwaarden toe. De essentie van eigen beheer, de liquiditeitsverruiming, blijft dan behouden. Dat is een belangrijk economisch argument in deze tijd van beperkte kredietmogelijkheden voor het MKB.  

Het stappenplan voor beschikbare premieregeling in eigen beheer kan er als volgt uitzien:

  1. Vaststellen van een standaard staffel voor de DGA, waarbij de Belastingdienst rekening houdt met de wettelijke beperkingen voor fiscale reserveringen.
  2. Mogelijkheid bieden om het pensioengeld in de eigen onderneming te investeren en niet apart te hoeven zetten.
  3. De Belastingdienst stelt regels op hoe met het rendement moet worden omgegaan dat op de beschikbare premie kan worden behaald.
  4. Het pensioen afstempelen  naar de fiscale waarde (oplossingsrichting twee in het voorstel van de voormalig staatssecretaris).
  5. De fiscale waarde fungeert als eerste inleg in een beschikbare premieregeling in eigen beheer.

Dit alternatief zorgt ervoor dat de waarde van de premies de hoogte van de pensioenreserve bepaalt. ‘Onder water staan’ is dus niet meer aan de orde. Wel blijft het probleem bestaan dat bij een echtscheiding de ex-partner afstorting van het aan hem of haar toekomende pensioenkapitaal kan eisen.

Naast de specifieke DGA-pensioen-problematiek zorgt de versobering van het fiscale kader  voor lagere pensioenopbouw

De lagere opbouwpercentages per 2014, de verdere verlaging per 2015 en het afschaffen van pensioenopbouw boven een pensioengevend salaris van € 100.000 zorgen samen voor minder fiscale ruimte voor pensioenopbouw. Bij een steil carrièreverloop leidt de Witteveen 2015 wetgeving in geval van een middelloonregeling tot een 20% lagere pensioenopbouw. 6) Bij een eindloonregeling die voor veel DGA’s nog steeds de standaard is, loopt dit verschil verder op. Een forse achteruitgang dus.

Toch wil de DGA op enig moment met pensioen, zorgt hij zelf voor zijn pensioenkapitaal?

De praktijk leert dat de DGA wel aan zijn pensioen denkt, maar meestal geen idee heeft hoe hij dit goed kan organiseren. Als de staatssecretaris de beschikbare premie in eigen beheer hanteerbaar vormgeeft, helpt dat de DGA om zelf eenvoudiger de gevolgen van zijn keuze voor pensioen in eigen beheer overzien.  Voor het maken van een pensioenplan is natuurlijk meer nodig  dan alleen het pensioen in eigen beheer. De pensioenadviseur kan daarbij helpen door inzicht geven in de mogelijkheden en risico’s van de financiële invulling van de oudedag. Het vertrouwen dat hij daarmee opbouwt bij de DGA, voorkomt doe-het-zelven.

1) Artikel 1 Pensioenwet
2) Onder meer artikel 8 lid 6 Wet op de vennootschapsbelasting 1969
3) Dit is opgenomen in artikel 3.29 Wet IB 2001.
4) Dit is vastgelegd in de artikelen 3.26 tot en met 3.28 Wet IB 2001
5) Boek 2 artikel 396 BW
6) http://www.edmondhalley.nl/media/Het_Pensioenakkoord_nader_bezien.pdf