Eenvoud. Dat is het woord waar alles om draait als je met prof.dr. Leo Stevens praat over belastingheffing. Nog even bevlogen als 25 jaar geleden toen ik bij hem in de collegebanken zat. In dit interview laat Stevens zijn licht schijnen over het Lente- of Kunduzakkoord. En dan specifiek over de eigen woning en de oudedagsvoorzieningen.
Wat vindt u van het zogenoemde Lente- of Kunduzakkoord?
Het was noodzakelijk om een gebaar te maken richting Europa. Nederland had in Europa een grote mond over de noodzaak van het voldoen aan de 3%-norm en dan moet je als land zelf ook iets laten zien. Het was wel een huzarenstukje dat vijf partijen in twee dagen een dergelijk akkoord tot stand wisten te brengen. Ook het bespreekbaar maken van fiscale taboedossiers is een stap vooruit. Over de invulling kun je nog wel discussiëren, maar het kader van de operatie is vastgelegd.
Als we inzoomen op een specifiek onderdeel - de eigen woning - denkt u dan dat de plannen uitvoerbaar zijn?
De huidige voorstellen zijn uitvoeringstechnisch te ingewikkeld. Daarbij komt dat bij de eigen woning altijd naar de passiefzijde wordt gekeken en niet naar de actiefzijde. Daarmee bedoel ik dat het probleem niet zo zeer in de renteaftrek zit, maar in de waardering van het eigenwoningbezit. Dat trekt de zaak scheef.
De eigen woning hoort eigenlijk – net als alle andere bezittingen – thuis in box 3. De veel te lage bijtelling moet worden rechtgetrokken. Dat kan geleidelijk, om schokeffecten te voorkomen. Dan krijg je ook een grotere gelijkheid tussen eigenaren met en zonder eigenwoningschuld.
Het eigenwoningbezit speelt maatschappelijk een belangrijke rol. De eigen woning vervult maatschappelijk een belangrijke functie. Daarom is mijn voorstel het eigenwoningbezit te bevorderen door een beperkte waardevrijstelling te hanteren. Ik denk daarbij aan een woningwaarde van € 300.000. De Sociaal Economische Raad heeft mijn voorstel omarmd, maar kiest voor een vrijstellingsbedrag van € 200.000.
Zoals ik al aangaf is het systeem van het Kunduz-akkoord te ingewikkeld. Daarbij moet men onderscheid blijven maken tussen oude en nieuwe situaties. Op den duur is dat niet meer mogelijk. Als je kiest voor verhoging van de bijtelling, is het niet nodig dit onderscheid te maken. Bovendien kun je de verhoging van de bijtelling geleidelijk doorvoeren.
Welke rol spelen de producten voor de aflossing van de eigenwoningschuld, zoals de Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW) en de Spaarrekening Eigen Woning, in uw voorstel?
In mijn benadering zouden de vrijstellingen voor dit soort producten moeten vervallen, omdat ze de financieringsdrift voor eigen woningen onverantwoord opjagen. Het was ook in 2001 mijn voorstel om de vrijstelling voor de KEW direct te bevriezen. Dergelijke producten moeten wat mij betreft worden belast in box 3. In 2001 is als een einddatum voor niet-gefacilieerde kapitaalverzekeringen 2029 afgesproken. Dat moment kun je thans ook hanteren voor KEW’s.
En hoe kijkt u aan tegen de pensioenmaatregelen zoals die nu worden getroffen?
Het eerste probleem is dat er te weinig is gekeken naar de fiscalisering van de premieheffing voor de AOW. Al sinds 1980 toen ik mijn proefschrift schreef, betoogde ik dat de AOW-premie niet beschouwd moet worden als een verzekeringspremie, maar als een belasting. De AOW-ers hadden gewoon al lang mee moeten betalen aan de instandhouding van de AOW. Als we in de jaren ’80 al waren begonnen, hadden we nu niet zo’n groot probleem gehad. Die 17,9% AOW-premie die we nu betalen zouden we in stappen van 1% per jaar moeten omzetten naar belastingheffing en dan groeien we in 18 jaar naar volledig belastingheffing in plaats van premieheffing. Ik begrijp ook heel goed dat de jongere generatie niet alleen de lasten wil dragen; de ouderen moeten solidariteit tonen.
Dat de ingangsleeftijd voor de AOW omhoog moet, is ook zo klaar als een klontje. Alleen de vormgeving is ongelukkig gekozen. Ik had dit liever niet in de thans voorgestelde kleine stapjes gezien, maar juist in twee of drie jaarstappen. Eigenlijk zoals in het Pensioenakkoord afgesproken, maar dan wat sneller. Het Pensioenakkoord schoof de verhoging van de AOW-leeftijd te ver vooruit.
Maar houd daarbij wel de eenvoud in het oog. Slijtende beroepen kun je niet sluitend omschrijven. Niemand kan dat definiëren. Dan moet je er dus ook niet aan beginnen daar uitzonderingen voor te maken.
En het tweedepijlerpensioen moet weer veel flexibeler worden. Het systeem is nu te star en te ingewikkeld. Ik zou terug willen gaan naar de globale vorm zoals we die kenden vóór de invoering van het Witteveenkader. Pensioen moet in overeenstemming zijn met de maatschappelijke opvattingen omtrent pensioen. De pensioennorm kun je wettelijk vertalen in een salaris-/diensttijdnorm. De fiscus hoeft niet bang te zijn voor een bovenmatige pensioenopbouw. Werkgevers willen – zeker niet in de huidige tijden – meer premie betalen dan noodzakelijk voor een normaal pensioen. Voor hoge pensioenen voor de directeur-grootaandeelhouder hoeft de fiscus ook niet meer bang te zijn. De directeur-grootaandeelhouder heeft nu veel liever een hoog dividend. De fiscale pensioenregelingen kunnen drastisch worden vereenvoudigd.
Daarnaast ben ik van mening dat de verplichte deelname aan een pensioenregeling moet worden beperkt tot 2 à 3 keer modaal. Om politieke redenen kan ervoor gekozen worden een maximum te stellen aan de aftrekbaarheid van de pensioenpremie.
De derde pijler – lijfrente – moet het pensioen volgen als het gaat om de globale regels. Zo kan een echte pensioenparaplu worden bereikt. Daarbij moeten wel eisen worden gesteld aan het periodieke karakter van de uitkeringen. Het moet geen shopgedrag worden waarbij de belastingplichtige naar believen wat geld kan opnemen.
U bent al geruime tijd een van de pleitbezorgers van de zogenoemde vlaktaks. Kunt u aangeven hoe de uw ideeën over pensioen hierin passen en hoe deze vormgegeven zou moeten worden?
Zoals ik al aangaf zou de AOW gefiscaliseerd moeten worden. Eigenlijk moet je dat doortrekken naar alle volksverzekeringspremies. Die moeten geheel worden ondergebracht bij de belastingheffing. Vervolgens moet je die lijn doortrekken naar de premieheffing voor de Zorgverzekeringswet. Die is thans bizar ingewikkeld en voor bijna niemand nog te volgen. Gewoon fiscaliseren en de zorgtoeslag afschaffen. Politici moeten durven te kiezen om de complicerende progressie af te zwakken. Als denkkader is de vlaktaks dan zeer geschikt. Want een van de lastigste problemen hebben we nog niet besproken en dat zijn de verschillen in belastingdruk tussen alleenverdieners en tweeverdieners. Die neem je ook weg met een vlaktaks.
Om de acceptatiegraad maatschappelijk te verhogen denk ik zelf aan een ‘vlaktaks plus’. Een vlaktaks met een surplustarief voor de hoogste inkomens. De vlaktaks geeft ook de mogelijkheid aan te sluiten op een loonsomheffing. Iedereen heeft immers hetzelfde tarief. De werkgever houdt dat in en draagt die af aan de Belastingdienst, samen met het Burgerservicenummer. Vervolgens rekent elk individu zelf rechtstreeks de heffingskortingen en zorgtoeslagen af met de Belastingdienst.
In het verlengde hiervan ben ik ook voorstander van één uniform btw-tarief. Door het lage en het hoge tarief bijeen te brengen, zou een uniform tarief van 16 à 17% mogelijk moeten zijn. Helaas ligt de verhoging naar 21% al vast en laat dit punt zich niet meer eenvoudig aanpassen, maar een uniform tarief zou een geweldige vereenvoudiging zijn geweest en ook inpasbaar in een verantwoorde verdeling van de belastingdruk.
Ten slotte nog het vitaliteitssparen in combinatie met het afschaffen van spaarloon en de levensloopregeling. Wat is uw mening daarover?
Ik heb de vitaliteitsregeling al eens een instrumenteel duizend-dingen-doekje genoemd. De enige regeling die bevredigend heeft gewerkt was de bedrijfsspaarregeling in haar oorspronkelijke vorm. Maar die werkte te bevredigend, zodat die teveel geld kostte, moest worden versoberd en uiteindelijk geheel afgeschaft. Het vitaliteitssparen gaat haar doel niet bereiken.
Wie is Leo Stevens?
Leo Stevens (Belfeld, 1944) is een Nederlands econoom en emeritus hoogleraar fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 1980 promoveerde hij op het proefschrift ‘Belasting naar draagkracht’. Sinds 1 augustus 2008 is hij kroonlid van de Sociaal Economische Raad (SER).
Stevens heeft een groot aantal boeken op zijn naam staan waaronder ‘Pensioen in de loonbelasting’ en ‘Pensioen in de winstsfeer’. Daarnaast publiceert Stevens regelmatig in onder meer het Financieel Dagblad en Weekblad voor Fiscaal recht.