Werkgeversaansprakelijkheid

Steven Polak

Ongevallen die verband houden met arbeid komen veel voor, in allerlei vormen en situaties. Of een werkgever aansprakelijk is voor de schade die uit een ongeval voortvloeit is niet altijd direct duidelijk. Er wordt dan ook veel over geprocedeerd maar welke grondslag in de procedure gekozen moet worden was in de afgelopen jaren niet steeds duidelijk. De grenzen zijn verkend, in beweging gekomen en inmiddels grotendeels bepaald.  Dit artikel beoogt de stand van zaken die daarmee is ontstaan te verhelderen, vooral ook voor niet-juristen.

Bescherming

Werknemers verdienen bescherming tegen de gevolgen van arbeidsongevallen. De gedachte achter die bescherming is dat het de werkgever is die voordeel heeft van de arbeid. Hij is het ook die de meeste invloed heeft op de arbeidsomstandigheden en dient daarom voor een veilige werksituatie te zorgen, of – als zich desondanks een ongeval voordoet – de schade van de werknemer te vergoeden. Ook weegt zwaar dat arbeid vaak routinematig wordt verricht, met als gevolg dat de aandacht van een werknemer niet altijd volledig is gericht op zijn eigen veiligheid.
De bescherming van een werknemer tegen (de gevolgen van) een arbeidsongeval wordt vooral gevonden in aansprakelijkheid van de werkgever. Om op dat punt uit te komen kan een werknemer verschillende paden bewandelen. Deze paden zijn gedurende een lange periode in ontwikkeling geweest: werknemers die vastliepen op een pad probeerden een ander pad te bewandelen, werden daar soms toegelaten en later soms weer de toegang ontzegd. Op voorhand was het voor een werknemer die meende dat hij jegens zijn een aanspraak had op schadevergoeding niet steeds duidelijk welk pad hij moest kiezen. Sinds 11 november 2011 is daarin verandering gekomen. Toen wees de Hoge Raad arresten die de rechtspraktijk meer houvast hebben gegeven. 1)

Driedeling

Voor de beoordeling welk pad voor een bepaald type arbeidsongeval kan leiden tot aansprakelijkheid van de werkgever is nu de volgende driedeling ontstaan. Er zijn de klassieke arbeidsongevallen die direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden. Een voorbeeld uit de rechtspraak is de sociotherapeut die in een TBS-kliniek wordt aangevallen door een patiënt. 2)
Daarnaast zijn er de arbeidsongevallen die niet direct verband houden met het uitoefenen van de werkzaamheden maar die wel verband houden met het werk. Gedacht kan daarbij worden aan ongevallen tijdens bedrijfsuitjes 3) en aan de reclasseringsambtenaar die thuis wordt opgezocht en daar wordt mishandeld door een cliënt 4).
Tot slot zijn er de verkeersongevallen die verband houden met werk. Hierna zal blijken dat deze categorie wel moet worden ingeperkt omdat er ook verkeersongevallen van werknemers zijn die niet kunnen leiden tot aansprakelijkheid van een werkgever.

Op elk van deze drie typen ongevallen is een eigen aansprakelijkheidsregime van toepassing. Dat heeft gevolgen voor wie bewijs moet leveren (de werkgever of de werknemer), wat hij moet bewijzen maar ook voor de hoogte van de schadevergoeding die de gewond geraakte werknemer krijgt als de werkgever aansprakelijk blijkt te zijn. De verschillende typen arbeidsongevallen worden hierna besproken.

Het klassieke arbeidsongeval

Dit arbeidsongeval, dat dus direct verband houdt met de uitoefening van de werkzaamheden, verdient de meest vergaande bescherming. Dit is het type werkzaamheden waarop een werkgever de meeste invloed heeft, ook op de veiligheid ervan. Die bescherming wordt geboden in artikel 7:658 BW dat op de werkgever een zorgplicht legt om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat betekent dat de werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving maar ook dat andere maatregelen moeten worden genomen en werknemers bijvoorbeeld geïnstrueerd moeten worden.

De eisen die aan de werkgever worden gesteld zijn streng. Ze waren in de loop der tijd enigszins verwaterd maar in de arresten van 11 november 2011 heeft de Hoge Raad ze weer duidelijk aangezet door te oordelen dat ‘gelet op de ruime strekking van de zorgplicht niet snel kan worden gezegd dat de werkgever daaraan heeft voldaan’. Ook oordeelde de Hoge Raad op 11 november 2011 dat het begrip arbeidsplaats ruim moet worden uitgelegd. Een werknemer valt om die reden gauw onder de bescherming van artikel 7:658 BW.
De bescherming van de werknemer die een klassiek arbeidsongeval overkomt zit hem echter voor een belangrijk deel ook in zijn bewijspositie. Die werknemer hoeft slechts aan te tonen dat het ongeval hem is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Meer niet. Zelfs de wijze waarop het ongeval precies is ontstaan hoeft hij niet te bewijzen. Het is vervolgens de werkgever die moet bewijzen dat hij heeft voldaan aan de veiligheidseisen die de wet aan hem stelt, en op dat punt heeft de Hoge Raad dus geoordeeld dat dat niet snel kan worden aangenomen. 5)
Slaagt de werkgever in het bewijs dat hij heeft voldaan aan alle veiligheidseisen dan is hij niet aansprakelijk. Slaagt hij daarin echter niet dan volgt het sluitstuk van de vergaande bescherming waar het slachtoffer van een klassiek arbeidsongeval aanspraak op kan maken: volledige vergoeding van zijn schade. Dat betekent niet alleen dat schade wegens verlies arbeidsvermogen en smartengeld vergoed worden maar ook dat als een (niet opzettelijke) gedraging van de werknemer heeft bijgedragen aan het ontstaan van zijn eigen schade, die gedraging hem niet als eigen schuld wordt aangerekend. Zoals hierna nog zal blijken geldt dat niet voor ieder slachtoffer van een arbeidsongeval.
Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vergaande bescherming van artikel 7:658 BW ook toekomt aan de zelfstandige zonder personeel die in opdracht werkzaamheden uitvoert in de onderneming van een ander. 6)

Het niet-klassieke arbeidsongeval dat wel verband houdt met het werk

Voor de niet klassieke bedrijfsongevallen die wel verband houden met het werk, zoals het ongeval tijdens een bedrijfsuitje of het bedrijfsongeval dat niet op de werkplaats gebeurt maar desondanks wel verband houdt met het werk, is de bescherming van de werknemer minder vergaand.
Deze categorie ongevallen valt niet onder artikel 7:658 BW maar onder artikel 7:611 BW, dat een werkgever verplicht zich als een goed werkgever te gedragen. Die verplichting brengt een eigen zorgplicht mee van de werkgever om in de bijzondere situaties van deze categorie te zorgen voor de veiligheid van de werknemer. Komt een werkgever deze verplichting niet na dan is hij net als voor de klassieke arbeidsongevallen aansprakelijk voor de volledige schade van de werknemer.

Er zijn echter ook belangrijke verschillen met het regime dat geldt voor de klassieke arbeidsongevallen. In deze categorie arbeidsongevallen dient de werknemer de toedracht van het ongeval te bewijzen, evenals de zorgplicht van de werkgever en het schenden daarvan. Op de werknemer rust dus een zwaardere bewijslast. Indien de werknemer erin slaagt het vereiste bewijs te leveren dan staat het vervolgens nog niet vast dat hij zijn schade ook volledig vergoed krijgt. Anders dan bij de klassieke arbeidsongevallen kan een werknemer ook door niet-opzettelijke gedragingen eigen schuld treffen. Als die eigen gedraging van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval dan wordt de schadevergoeding verminderd met het percentage waarin die gedraging aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.

De verkeersongevallen die verband houden met het werk

Op deze verkeersongevallen kan het regime van de klassieke arbeidsongevallen van toepassing zijn. Het gaat dan om de situatie waarin de werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Ook in die situatie heeft de werknemer aanspraak op de meest vergaande bescherming, met een gunstige bewijslast en volledige vergoeding van zijn schade.
Indien de werkgever echter geen zorgplicht heeft geschonden dan geldt uitsluitend het derde regime: dat van de werkgever die zijn verzekeringsplicht niet is nagekomen. Deze verzekeringsplicht betreft overigens niet alle verkeersongevallen. Een eerste inperking is dat het verkeersongeval niet het gewone woon-werkverkeer mag betreffen. 7) Dat verkeer valt niet onder de veiligheidszorg van de werkgever. Ten tweede geldt de verzekeringsplicht niet voor eenzijdige verkeersongevallen, waarbij geen voertuig betrokken is. 8) De voetganger die in de uitoefening van zijn werkzaamheden ten val komt doordat hij struikelt kan zijn werkgever derhalve niet aansprakelijk houden op grond van het niet-nakomen van de verzekeringsplicht.

In deze categorie van ongevallen rust het bewijs van de toedracht van het ongeval op de werknemer. Slaagt hij in dat bewijs dan is de werkgever aansprakelijk, tenzij hij zijn verzekeringsplicht is nagekomen.
Bij het vaststellen van de schadevergoeding is in deze categorie echter niet beslissend welke schade de werknemer lijdt. Hoe groot het verlies arbeidsvermogen is en het smartengeld doet er in beginsel niet toe. Voor de hoogte van de schadevergoeding is het uitgangspunt wat de werknemer zou hebben ontvangen indien de werkgever zijn verzekeringsplicht wel zou zijn nagekomen. Met andere woorden: hoeveel zou de uitkering uit een adequate verzekering hebben bedragen?
Het antwoord op deze vraag is overigens niet eenvoudig te geven. Bij welke uitkering zou de verzekering die de werkgever had moeten sluiten adequaat zijn geweest? Dient die uitkering gerelateerd te zijn aan de schade wegens verlies arbeidsvermogen? Dient die verzekering ook tot uitkering te komen bij eigen schuld van de werknemer? Vragen als deze kunnen nog veel discussie opleveren.

Afsluitend

Werknemers hebben door de arresten van 11 november 2011 meer duidelijkheid gekregen over hoe zij schade die het gevolg is van een arbeidsongeval mogelijk kunnen verhalen op de werkgever. Zij kunnen beter afwegen welk pad naar schadevergoeding de voorkeur heeft en of dat pad begaanbaar is, mede gezien het bewijs dat daarvoor geleverd moet worden. Ook werkgevers weten beter waar zij aan toe zijn met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade van werknemers. Na de arresten van 11 november 2011 luidt de belangrijkste waarschuwing aan werkgevers echter dat zij aandacht dienen te (blijven) besteden aan hun zorgplicht uit artikel 7:658 BW. Rechters zullen sneller oordelen dat aan die zorgplicht niet is voldaan. 

Noten:

1) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg) en HR 11 november 2011, NJ 2011, 598 (Rooyse Wissel)

2) HR 11 november 2011, NJ 2011, 598 (Rooyse Wissel)

3) HR 17 april 2009, RvdW 2009, 552 (Vd Brink / M/V Communicatie)

4) HR 22 januari 1999, NJ 1999, 534 (Reclasseringsambtenaar)

5) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg)

6) Hoge Raad 23 maart 2012, LJN BV0616

7) HR 19 december 2008, NJ 2009, 334 (Autoster Bergen / Hendriks)

8) HR 11 november 2011, NJ 2011, 597 (TNT Post / Weijenberg)