Aansprakelijkheid schuld en aftrekbaarheid hypotheekrente

Een man en een vrouw waren buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Sinds eind 2000 leefde de man duurzaam gescheiden van zijn vrouw. De voormalige echtelijke woning was in gemeenschappelijke eigendom, bij iedere echtgenoot voor een gelijk deel. In 2002 wordt de woning door de bank verkocht, omdat niet meer aan de betalingsverplichting werd voldaan. De bank verrekent onder andere de achterstallige rente met de verkoopsom. De man brengt de volledige hypotheekrente in zijn IB-aangifte 2002 in aftrek. De inspecteur is van mening dat de man slechts de helft van de hypotheekrente in aftrek kan brengen.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat het gelijk aan de inspecteur is. De man gaat hiertegen niet in beroep. In 2012 verzoekt de man om herziening van de uitspraak uit 2007. Hij beroept zich daarbij op een brief uit 2006. Hierin geeft de Belastingdienst de vrouw te kennen, dat zij geen hypotheekrente in aftrek kan brengen. Reden is dat de man alleen aansprakelijk is voor de restschuld. Er zou twijfel hebben bestaan of de vrouw de hypotheekrente in aftrek had mogen brengen.
Het hof stelt vast dat de Belastingdienst uiteindelijk heeft toegestaan dat de vrouw de helft van de hypotheekrente toch in aftrek mocht brengen. Vervolgens merkt het hof op dat de Belastingdienst daarom ook slechts de helft van de hypotheekrente bij de man in aftrek heeft geaccepteerd. Het hof overweegt vervolgens dat de inspecteur de informatie over de afwikkeling van de aftrek bij de vrouw eerder in het geding had kunnen brengen, maar dat hij uiteindelijk aan de opdracht van het hof heeft voldaan. Dat aanvankelijk werd getwijfeld over de aftrekbaarheid van de hypotheekrente bij de vrouw, is volgens het hof geen nieuw feit dat herziening rechtvaardigt. Verder wijst het hof er op dat de man eerder in beroep had kunnen gaan maar dit niet heeft gedaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
(Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:707)