In een echtscheidingsconvenant is afgesproken dat een man zijn levensverzekering mag houden tegen betaling van de helft van de waarde van de verzekering. De vrouw vordert bij de rechtbank dat de man dit bedrag aan haar betaalt. De man maakt hiervoor advocaatkosten die hij als onderhoudsverplichting in aftrek wil brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst staat de aftrek van de advocaatkosten echter niet toe. Uiteindelijk wordt de vraag of deze kosten voor aftrek in aanmerking komen, voorgelegd aan de Hoge Raad. De Hoge Raad beslist dat advocaatkosten in deze situatie niet voor aftrek in aanmerking komen.
(Bron: Hoge Raad, 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:317, nr. 15/02165)
Noot:
In eerdere rechtspraak is bepaald dat proceskosten, gemaakt ter beëindiging of vermindering van een partneralimentatieverplichting of vergelijkbare procedures, geen aftrekbare kosten of persoonlijke verplichtingen zijn. Kosten voor het verkrijgen of behouden van inkomen zijn wel aftrekbaar. Zo zijn kosten voor periodieke uitkeringen, bijvoorbeeld lijfrenten, aftrekbaar als deze kosten zijn gemaakt ter verwerving, inning of behoud van de periodieke uitkering. Hierbij geldt de aanvullende voorwaarde dat de kosten niet hoger mogen zijn dan wat gebruikelijk is.
De proceskosten die de man in deze casus heeft gemaakt, houden geen verband met het verkrijgen of behouden van inkomen. Het is dan ook niet verrassend dat zijn beroep niet slaagt. Voor de Hoge Raad was er geen aanleiding om nu een ander standpunt in te nemen.