Bij scheiding lijfrente verdelen conform Wet verevening pensioen?

Een man en een vrouw zijn in 1999 gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Door het huwelijk ontstaat geen enkele gemeenschap van goederen. In de huwelijkse voorwaarden is vastgelegd dat tussen de echtgenoten een deelgenootschap ontstaat. Bij het einde van het deelgenootschap ontstaat de verplichting om de vermogens te verrekenen op basis van algehele gemeenschap van goederen.
In 2013 is het huwelijk ontbonden. Naast diverse andere zaken vordert de vrouw dat een deel van de diverse lijfrenteverzekeringen die zijn afgesloten aan de man worden toegewezen en een andere lijfrenteverzekeringen aan haar worden toegewezen. Tevens vordert zij wegens overbedeling een geldsom van de man.
De rechtbank oordeelt onder meer dat “voor zover de lijfrentepolissen, die volgens de man zijn aangeschaft als pensioenvoorziening, niet behoren tot de overgespaarde inkomsten waarvoor de periodieke verrekenplicht geldt (omdat artikel 10 lid zes huwelijksvoorwaarden dit uitsluit), […][ dat niet wegneemt] dat de waarde daarvan nog steeds verevend moeten worden, overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit volgt uit artikel 14 van de huwelijksvoorwaarden.”
De lijfrenteverzekeringen moeten dus worden verevend.
(Rechtbank Rotterdam, 1 februari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:921 (en tussenvonnis ECLI:NL:RBROT:2015:10117))

Noot:

Een opmerkelijke uitspraak. Wat er ook zij van de uitkomst, is het onbegrijpelijk dat de rechtbank de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing verklaart. De huwelijkse voorwaarden geven daar op zichzelf geen aanleiding toe. De verwijzing naar artikel 14 van de huwelijkse voorwaarden is namelijk ten onerechte. Daar wordt alleen gesproken over pensioen.
En in artikel 4 van de wet is uitdrukkelijk aangegeven op welke pensioenen de wet van toepassing is. Lijfrente komt daar niet in voor. Het is voor vele burgers al lastig om onderscheid te maken tussen pensioen in de tweede pijler (kort gezegd pensioen gebaseerd op de Pensioenwet) en de oudedagsvoorziening in de derde pijler (lijfrente). Deze laatste wordt in de volksmond vaak aangeduid met pensioen, maar ten onrechte. Het geeft wel te denken dat het zelfs voor juristen lastig blijkt om dit onderscheid te maken. Het is te hopen dat deze uitspraak geen leidraad wordt voor toekomstige uitspraken.

(mei 2017)