Man en vrouw huwen na het maken van huwelijkse voorwaarden in 1978. In de huwelijkse voorwaarden zijn de man en de vrouw overeengekomen dat tussen hen slechts een gemeenschap van vruchten en inkomsten zal bestaan. In 1994 scheiden zij.
In 2019 wijst Rechtbank Noord-Nederland de vordering van de vrouw aan de man om een opgave te verstrekken van de tot het moment van de echtscheiding opgebouwde pensioenaanspraken (inclusief indexeringen) af. Volgens de rechtbank is geen sprake van een algehele gemeenschap van goederen.
In hoger beroep oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat er een gemeenschap van vruchten en goederen is die ook pensioenrechten kan omvatten. De pensioenrechten moeten, indien die ingevolge huwelijkse voorwaarden tot gemeenschap vruchten en inkomsten behoren, worden verrekend overeenkomstig hetgeen daarover in pensioenarrest Boon-Van Loon is overwogen. De scheiding heeft namelijk plaatsgevonden in de periode gelegen tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995.
Het beroep van de man op rechtsverwerking slaagt niet. Het feit dat de vrouw pas 25 jaar na het einde van het huwelijk voor het eerst aanspraak maakt op het pensioen is niet voldoende voor rechtsverwerking. Ook het beroep van de man op redelijkheid en billijkheid slaagt niet.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, nr. 200.276.420/01, 2 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10238)
(januari 2022)