Een gemeente gaat in 2005 reorganiseren. Er komt een vrijwillige regeling voor medewerkers van 55 jaar of ouder. In 2006 maakt een medewerker gebruik van deze regeling. De gemeente legt de regeling ter beoordeling voor aan de inspecteur. De inspecteur beoordeelt de regeling als een VUT-regeling. Een VUT-regeling moet volgens de inspecteur voldoen aan maatschappelijke opvattingen. Dit betekent dat ten hoogste 85% van het laatst verdiende loon vanaf een leeftijd van 60 jaar uitgekeerd mag worden. In de regeling wordt 80% van het laatst verdiende loon uitgekeerd vanaf een leeftijd van 55 jaar. De inspecteur vindt de regeling geen VUT-regeling, waardoor het overgangsrecht voor VUT-regelingen niet van toepassing is. Hij vindt de regeling een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU), waardoor over de uitkeringen eindheffing verschuldigd is.
Rechtbank en cassatieberoep Advocaat-generaal
De gemeente is het niet eens met de inspecteur en start een proefprocedure. Rechtbank Leeuwarden is het echter met de inspecteur eens. De regeling is een RVU, de eindheffing is terecht.
Advocaat-generaal (A-G) Van Ballegooijen is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en stelt cassatie in het belang der wet in. De A-G vindt dat de regeling niet beoordeeld moet worden als een VUT-regeling, maar als een ontslagregeling wegens een reorganisatie. Hij stelt dat bij een ontslagregeling wegens een reorganisatie geen sprake kan zijn van een RVU.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad is het niet met de A-G eens. Voor een RVU is in de wet niet genoemd of sprake is van een reorganisatie en of alle oudere werknemers worden ontslagen of de gelegenheid krijgen om uit dienst te treden. Ook de wetsgeschiedenis biedt geen steun voor de opvatting dat bij een ontslagregeling wegens een reorganisatie geen sprake kan zijn van een RVU. De eindheffing is terecht opgelegd.
(Rechtbank Leeuwarden, 12 april 2011, nr. AWB 07/1956 en Hoge Raad, 5 december 2011, LJN BU8935)