Is een weiland een aanhorigheid bij de eigen woning?

Man en vrouw kopen in 2015 een ‘perceel grond met woning en verdere aanhorigheden’. Het totale perceel is bijna 2,5 hectare groot. Voor de berekening van de overdrachtsbelasting wordt 2 hectare niet aangemerkt als aanhorigheid, maar als cultuurgrond/weiland. Die cultuurgrond is gelegen direct achter de woning.

Voor de aankoop van het geheel hebben de man en de vrouw een hypothecaire geldlening afgesloten. Een rijkstaxateur heeft de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak onderzocht. Een van de redenen is de splitsing van de koopsom voor de overdrachtsbelasting. Op basis van het rapport stelt de inspecteur zich op het standpunt dat het perceel grond van 1,7 hectare  niet als een aanhorigheid van de eigen woning kan worden aangemerkt. De inspecteur corrigeert om die reden de in aftrek gebrachte eigenwoningrente. Na afwijzing van het bezwaar van de man en de vrouw gaan zij in beroep.

Zij geven aan dat zij onvoldoende ter zake kundig waren en daarom niet wisten dat de splitsing in het koopcontract (voor de overdrachtsbelasting) ook tot gevolgen zou leiden voor de inkomstenbelasting.

Zij voeren aan dat:

  • zij het stuk grasland als achtertuin beschouwen;
  • het vanaf het begin de intentie is geweest om die achtertuin steeds meer als zodanig in te richten;
  • zij direct na de aankoop van de onroerende zaak twee overkappingen aan het begin van het grasland hebben geplaatst;
  • de man en de vrouw steeds het gras hebben gemaaid en er een paaltje op heeft gestaan dat door de kinderen werd gebruikt voor schietoefeningen;
  • zij ook met een hovenier een plan hebben opgesteld voor de verdere inrichting van de achtertuin. Dat is nog niet uitgevoerd omdat eerst geld is geïnvesteerd in het opknappen van de woning;
  • sinds vorig jaar een vijver in het perceel grond is aangelegd (verklaring ter zitting).

De rechtbank haalt artikel 3.111 van de Wet IB 2001 aan en stelt vast dat volgens vaste jurisprudentie “sprake is van een aanhorigheid als een perceel behoort bij de eigen woning, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is”. De bewijslast dat sprake is van een aanhorigheid ligt bij de belastingplichtige.

De rechtbank oordeelt dat de man en vrouw niet slagen om aan de bewijslast te voldoen. Bij de levering van de onroerende zaak hebben zij expliciet verklaard dat 2 hectare grond “niet is te kwalificeren als behorende bij de woning maar als cultuurgrond/weiland”. Ook is niet duidelijk gemaakt waar de twee overkappingen zijn geplaatst en van de plannen voor de inrichting als achtertuin is geen bewijs overgelegd.

Het beroep is ongegrond.

(Rechtbank Noord-Nederland, 2 februari 2021, nr. AWB - 19_4036)

Noot:

Of een perceel als aanhorigheid kwalificeert is sterk afhankelijk van de feiten. Dat blijkt ook uit deze casus. De man en de vrouw in deze casus hebben het zichzelf ook niet eenvoudiger gemaakt door bij de overdracht te verklaren dat het perceel grotendeels cultuurgrond/weiland is. Ook schieten de man en de vrouw vervolgens tekort in de bewijsvoering (zie plaatsing overkappingen en de plannen voor de inrichting).

(oktober 2021)