Geen verruiming overgangsrecht schenkingsvrijstelling eigen woning

De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een ‘Verzoek om aandacht voor oneerlijke verandering in artikel 82a van de Successiewet 1956 uit het Belastingplan 2016 per 1 januari 2017’.
De verzoeker heeft in zijn brief gesteld dat het overgangsrecht (artikel 82a SW, lid 1) tot een oneerlijke verandering leidt. De wijziging is per 1 januari 2017 in werking getreden. Voor een persoon die vóór 2010 gebruik heeft gemaakt van de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning, wordt de verhoogde vrijstelling van € 100.000 verlaagd tot € 27.567. Als deze persoon in 2015 of 2016 een aanvullende schenking heeft ontvangen voor de eigen woning, is alsnog een vrijgestelde schenking voor de eigen woning mogelijk van € 46.984. De verzoeker vindt het onredelijk dat de hogere vrijstelling van toepassing is als in 2016 € 1 aanvullend verhoogd voor de eigen woning wordt geschonken. Daarnaast is de verzoeker het er niet mee eens dat indien zo’n persoon tot 2017 geen eigen woning met eigenwoningschuld had, deze niet de mogelijkheid heeft om de eerdere verhoogde vrijgestelde schenking aan te vullen tot € 100.000.
De staatssecretaris haalt uitgebreid de parlementaire behandeling van het overgangsrecht aan. Insteek was dat het overgangsrecht 2010 (inhaalvrijstelling voor de gevallen van vóór 2010) intact zou blijven. Verder was het wenselijk om te voorkomen dat voor 2015 en 2016 geplande schenkingen op basis van het in die jaren geldende recht zouden worden uitgesteld tot 2017.
Door de samenloop van het overgangsrecht 2010, indien toegepast in de periode 2015-2016, en het overgangsrecht 2017 is het mogelijk dat een persoon die vóór 2010 de verhoogde schenkingsvrijstelling heeft toegepast in de periode 2017-2018 gebruik kan maken van de onbelaste schenkingsvrijstelling eigen woning van circa € 47.000. Het overgangsrecht 2017 zorgt daarmee voor een verruiming van de schenkingsvrijstelling voor een specifieke groep. Het leidt niet tot een beperking van die vrijstelling voor een andere groep. De stelling van de verzoeker dat van de extra verruiming uit het overgangsrecht 2017 geen gebruik kan worden gemaakt worden als er vóór 2017 geen eigen woning met een eigenwoningschuld aanwezig was, is juist.
De staatssecretaris geeft aan dat het niet uitzonderlijk is dat een fiscale faciliteit aansluit bij een feit of omstandigheid in een bepaald jaar. En dat een dergelijke faciliteit niet van toepassing is als dat feit of die omstandigheid zich pas in een later jaar voordoet. Dat geldt ook hier en het kabinet ziet geen aanleiding het overgangsrecht 2017 te verruimen.
(Bron: brief Staatssecretaris van Financiën van 7 februari 2017, nr. 2017-0000017436)

(april 2017)