Lijfrenteaftrek terecht geweigerd

Een man heeft een eenmanszaak. In zijn aangifte over het jaar 2018 geeft hij een negatief bedrag aan winst uit onderneming aan. Daarnaast trekt hij een bedrag van € 2.422 af voor betaalde inleg op een lijfrentespaarrekening.
Over de periode 2011 tot en met 2020 is het resultaat van de eenmanszaak jaarlijks negatief. Het verzamelinkomen over 2018 is volgens de aangifte ruim € 107.000 positief.
De Belastingdienst legt in 2019 een voorlopige aanslag conform aangifte op. In 2021 maakt de Belastingdienst kenbaar voornemens te zijn om af te wijken van de aangifte en vraagt om nadere informatie over de winst uit onderneming en om betaalbewijzen van de inleg op de lijfrentespaarrekening. De man verklaart in 2018 niet te hebben ingelegd op de lijfrentespaarrekening. Vervolgens wijkt de Belastingdienst af van de aangifte op het punt van de negatieve winst uit onderneming en de lijfrente-inleg. Bij uitspraak op bezwaar wordt de aanslag gehandhaafd en de man gaat in beroep bij de rechtbank.
Gelet op het feit dat de winst uit onderneming over een lange periode (en ook de twee jaren na het jaar 2018) negatief is, oordeelt de rechtbank dat de man de ‘objectieve voordeelsverwachting’ op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. De winst uit onderneming is terecht gecorrigeerd.
De rechtbank stelt vast dat uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrentespaarrekening op grond van artikel 126a, eerste lid, van de Wet IB 2001 gelijkgesteld worden met premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001, die dienen ter compensatie van een pensioentekort. De rechtbank voegt daar aan toe dat premies voor lijfrenten enkel voor aftrek in aanmerking komen op het tijdstip waarop deze zijn betaald of verrekend.
Aftrek is daarmee alleen mogelijk als de premie/inleg ook op dat tijdstip is betaald. Nu de man zelf heeft aangegeven geen premie of inleg te hebben betaald, bestaat ook geen recht op aftrek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
(Rechtbank Den Haag, 2 februari 2023, nr. 22, 14, ECLI:NL:RBDHA:2023:1414)

Noot:
Uitsluitend kijkend naar het aspect lijfrente, dan was deze zaak bij voorbaat kansloos. Niet betalen is ook niet aftrekken. Uit de casus blijkt niet waar de man het bedrag van € 2.422 op gebaseerd heeft. Ook de vraag waarom de man in beroep bij de rechtbank deze correctie meeneemt terwijl hij al heeft aangegeven niets te hebben betaald, blijft in nevelen gehuld.

(februari 2024)