Een vrouw woont in Nederland en is gehuwd. De man van de vrouw overlijdt. Als gevolg daarvan ontvangt zij een lump sum uitkering op basis van een ‘Death Benefit Plan’ - een nabestaandenuitkering - waaraan de man bij zijn Ierse werkgever heeft deelgenomen. Naar Ierse maatstaven is dit een pensioenuitkering. De uitkering is in Ierland niet belast voor de inkomstenbelasting.
In haar aangifte over het jaar 2016 claimt de vrouw voor de uitkering voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur weigert voorkoming van dubbele belasting en corrigeert de aangifte.
De inspecteur stelt dat de Ierse nabestaandenuitkering vergelijkbaar is met een Nederlandse pensioenuitkering en dat Nederland mag heffen volgens het belastingverdrag van Nederland met Ierland.
De rechtbank stelt de inspecteur in het gelijk. Relevant is dat de uitkering naar Ierse maatstaven een pensioenuitkering is. En op grond van artikel 3.82, onderdeel b, van de Wet IB 2001 moet de uitkering tot het loon worden gerekend. Daarmee behoort de Ierse uitkering tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Op grond van artikel 17 van het verdrag kwalificeert de uitkering als ‘andere soortgelijke beloningen’. De heffing van dit inkomen is toegewezen aan het woonland van de ontvanger van de uitkering, en dat is in dit geval Nederland.
(Rechtbank Zeeland-West Brabant, 21 april 2022, nr. BRE 20/8544, ECLI:NL:RBZWB:2022:2116)
(mei 2022)