In overleg met de geldverstrekker sluit een vrouw sluit in het kader van een hypothecaire geldlening per 1 juni 1997 een kapitaalverzekering met een looptijd van 30 jaar. Doel is om met het in de kapitaalverzekering op te bouwen kapitaal de geldlening af te lossen.
In 2014 komen de vrouw en de geldverstrekker een inkorting van de looptijd van deze kapitaalverzekering met tien jaar met elkaar overeen. Het verzekerde bedrag en de maandelijkse premie zijn daarbij verlaagd door een extra aflossing op de hypothecaire geldlening.
De looptijd van de verzekering eindigt per 1 juni 2017. Een jaar vóór het einde van de looptijd informeert de geldverstrekker de vrouw over de einddatum en adviseert haar om contact te zoeken met een financieel adviseur. De vrouw en de geldverstrekker hebben in juni 2016 telefonisch contact maar daarvan is niets vastgelegd. Op 9 september 2016 verkoopt de vrouw haar appartement. Naar aanleiding van de verkoop stuurt de geldverstrekker in september 2016 een brief naar de vrouw met daarin onder meer de volgende tekst:
“Als gevolg van de algehele aflossing van uw Lage Lasten Hypotheek onder bovengenoemd lening nummer op 1 november 2016, dient de Lage Lasten Polis afgekocht of omgezet te worden. Wij maken u erop attent dat het rentebestanddeel in de polis per 01/12/2016 € 28.624 bedraagt. Dit is het verschil tussen de afkoopwaarde en het totaal van de betaalde premies. Dit rentebestanddeel is in beginsel belastbaar. Uw polis loopt inmiddels echter minimaal 15 jaar. Daarom kunt u mogelijk gebruik maken van een fiscale vrijstelling voor deze afkoopwaarde. Wij bieden u de volgende opties aan (…).
Bij keuze voor optie 1, 3a of 3b dient u rekening te houden met eventuele fiscale consequenties. Als u hier vragen over heeft, dan kunt u contact opnemen met onze afdeling Klantbeheer 1.”
De vrouw belt opnieuw met de geldverstrekker en ook hiervan is niets vastgelegd. De vrouw beëindigt de kapitaalverzekering en brengt de afkoopwaarde in mindering op de aflossingsnota van de hypothecaire geldlening. Dat is optie 3a.
In mei 2018 stuurt de Belastingdienst een brief aan de vrouw met daarin opgenomen de volgende passage:
“Ontvangen overige inkomsten: belastbaar deel uitkering kapitaalverzekering
Volgens de gegevens verstrekt door Stater Nederland BV te Amersfoort, is er op 13 december 2016 een bedrag van € 49.485 van een kapitaalverzekering vrijgekomen waarbij het totaal bedrag aan premie € 20.857 is (….). De uitkering is hoger dan het maximaal vrijgesteld bedrag van € 28.134 dat voor uw kapitaalverzekering van toepassing is. Dit leidt tot een extra te belasten bedrag van € 12.531.”
Na discussie met de geldverstrekker dient de vrouw een klacht in bij het KIFID.
De vrouw geeft aan niet te zijn gewezen op de geldende - veel hogere - fiscale vrijstelling bij 20 jaar (€ 123.428 in plaats van € 28.134). Zij heeft hierdoor niet het meest ideale verkoopmoment kunnen bepalen.
De geldverstrekker geeft aan geen adviseur te zijn en nimmer de indruk heeft gewekt dat de uitkering bij voortijdige beëindiging van de kapitaalverzekering volledig zou zijn vrijgesteld.
De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is van mening dat de brief van september 2016 ontoereikend is. De geldverstrekker had niet alleen moeten wijzen op de vrijstelling na 15 jaar maar ook op de grotere vrijstelling na 20 jaar. Die vrijstelling lag binnen handbereik van de vrouw. Zij is in de brief ook expliciet uitgenodigd om contact op te nemen over de fiscale consequenties. De commissie verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam financieel dienstverlener een adequate dossiervorming. Aangezien gespreksnotities ontbreken voldoet de geldverstrekker daar niet aan. De geldverstrekker schiet tekort in haar zorgplicht.
De schending van de zorgplicht heeft geleid tot schade bij de vrouw. Zij had de woning al verkocht toen zij de tweede brief in september 2016 ontving, maar door gebreken aan de vloer was de ontbindende voorwaarde van de koop in werking was getreden. De onderhandelingen met de koper waren heropend.
De vrouw krijgt niet volledig het door haar geëiste schadebedrag toegewezen. De commissie houdt namelijk rekening met het feit dat bij een latere verkoop van de woning de vrouw gedurende een aantal maanden extra woonlasten had gehad.
(Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening van het KIFID, 2 januari 2020, nr. 2020-003)
(februari 2020)