Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst heeft een nieuw vraag en antwoord gepubliceerd.
Bij een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) is de werkgever een zogenoemde pseudo-eindheffing verschuldigd over de uitkeringen uit die RVU. Artikel 32ba, zevende lid van de Wet op de loonbelasting 1964 voorziet - onder voorwaarden - tijdelijk in een vrijstelling van de RVU-heffing. Dit is de zogenoemde RVU-drempelvrijstelling. De omvang van deze vrijstelling is afhankelijk van het aantal maanden tussen de eerste uitkering uit de RVU en het bereiken van de AOW-leeftijd.
In de aan het CAP voorgelegde vraag gaat bij een RVU een werknemer met verlof. Het gaat gedeeltelijk om een opname van door de werknemer gespaard verlof en gedeelteljk om verlof dat door de werkgever in het kader van een RVU-regeling extra is toegekend ter overbrugging tot het bereiken van de AOW-leeftijd. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd eindigt het verlof en gaat de werknemer met pensioen.
Het CAP geeft aan dat de mate waarin het verlof meetelt voor de berekening van de omvang van de RVU-drempelvrijstelling, afhangt van de vormgeving van het verlof. Het CAP beschrijft in het vraag en antwoord drie voorbeelden. Deze zijn in het bijgevoegde document (met het complete vraag en antwoord) opgenomen.
(Centraal Aanspreekpunt Pensioenen, V&A 21-006, 30 november 2021)
(december 2021)