Antwoorden op Kamervragen over het rendement in box 3

Staatssecretaris van Financiën Snel heeft geantwoord op de vragen van de Kamerleden Omtzigt en Lodders over het rendement in box 3.
Een aantal vragen en antwoorden heeft betrekking op de vraag of ook AEX-hoofdfondsen een stabiele beleggingsvorm met weinig risico’s zijn. De staatssecretaris wijst er op dat beleggingsfondsen voor zogenoemde retailbeleggers het informatiedocument Essentiële Beleggersinformatie (Ebi) opstellen. Dit document bevat de Risicometer Ebi. Deze indicator kent een schaal van 1 tot en met 7. Daarbij geldt: hoe hoger de indicator, hoe hoger de volatiliteit.
Een score van 3 geeft aan dat op basis van historische data de verwachte jaarlijkse volatiliteit van het fonds minder dan 5% bedraagt. Momenteel kent de AFM geen beleggingsfondsen die uitsluitend in AEX-hoofdfondsen beleggen en die een 1, 2 of 3 scoren op de Risicometer Ebi.
De Kamerleden herinneren de staatssecretaris aan zijn toezegging dat in het voorjaar van 2018 een brief zou volgen met een kabinetsstandpunt over box 3 op basis van werkelijk rendement en het voorgenomen tijdpad daarbij.
Snel geeft aan dat die brief er nog niet is en dat de reden hiervoor is dat een dergelijk stelsel van vermogensrendementsheffing verregaande consequenties heeft voor onder meer de administratieve lasten van burgers, risico’s op belastingontwijking en de uitvoerbaarheid. Het kabinet heeft meer tijd nodig voor een zorgvuldige afweging dan dat de staatssecretaris eerder had ingeschat.
De gevraagde vergelijking van de belasting die een alleenstaande belastingplichtige betaalt in 2018 met € 120.000 op de bank en een rentevergoeding daarover van 0,15% voor alle 28 EU-landen, blijkt niet mogelijk. Wel geeft de staatssecretaris overzichten van belastingheffing in andere OESO-landen voor zover het gaat om diverse spaarvormen. Daarbij bespreekt Snel ook de zogenoemde METR van de OESO. Dat is een indicator van het marginale effectieve belastingpercentage. Die indicator ziet niet alleen op de inkomstenbelasting, maar op alle belastingen (waaronder ook de vermogensbelasting, overdrachtsbelasting en kapitaalwinstbelasting). Uitgaande een belastingplichtige met 67% van het gemiddelde loon en een spaarrente van 2% scoort Nederland een hoge METR. Voor een belastingplichtige met 500% van het gemiddelde loon en een spaarrente van 4% scoort Nederland gemiddeld. Nederland scoort een hogere METR naarmate de spaarrente daalt.
(Brief staatssecretaris van Financiën, 7 februari 2019, kenmerk 2019-0000012408)

(maart 2019)