Onderscheid mogelijk tussen de pensioendatum en de einddatum van de verzekeringspolis bij uitstellen

Hof Den Bosch heeft in een hoger beroep tussen een deelnemer van een pensioenregeling en de uitvoerder van diezelfde regeling geoordeeld in de kwestie of uitstel van de pensioendatum ook betekent dat de einddatum van de polis wordt uitgesteld.
In de casus heeft de deelnemer een pensioenverzekering afgesloten bij een verzekeraar. In de overeenkomst is een clausule opgenomen dat bij in leven zijn op de in de polis genoemde einddatum de waarde op die einddatum wordt uitgekeerd. De einddatum in kwestie is 1 augustus 2010. In maart 2010 geeft de deelnemer aan zijn pensioendatum te willen uitstellen. Hier geeft de verzekeraar gehoor aan en vermeldt daarbij de beleggingswaarde van dat moment van ongeveer € 61.000. De nieuwe pensioeningangsdatum is 1 augustus 2014.
Op 1 augustus 2010 plaatst de verzekeraar het kapitaal met een waarde van ongeveer € 70.000 op een tussenrekening. Op 1 augustus 2014 komt het kapitaal tot uitkering. Volgens de deelnemer had de waarde van de polis hoger moeten zijn en heeft de verzekeraar zonder de nodige toestemming van de deelnemer het kapitaal op de pensioeningangsdatum vastgezet en het opgebouwde kapitaal op een tussenrekening gezet. Weliswaar werd voor het kapitaal een rente vergoed maar volgens de deelnemer had moet worden doorbelegd met het pensioenkapitaal tot aan de uitgestelde pensioeningangsdatum. Tot slot vindt de deelnemer dat de verzekeraar tekort is geschoten in haar informatie-, waarschuwings- en onderzoeksplicht. Daarop besluit de deelnemer naar de rechtbank en, uiteindelijk in hoger beroep, naar het hof te stappen.
De verzekeraar voert in haar verdediging aan dat zij op grond van de voorwaarden gerechtigd was om het kapitaal op een tussenrekening te plaatsen bij het bereiken van de einddatum op de polis. De daadwerkelijke ingang van de uitkeringen kan, met in achtneming van de fiscale regels, worden uitgesteld. Volgens de verzekeraar moet de uitstelmogelijkheid los worden gezien van de einddatum (op de polis) van de opbouwperiode.
Volgens het hof draait de zaak om de zin in de polisvoorwaarden “uit te keren bij in leven zijn van de verzekerde op 01-08-2010” en hoe deze zin moet worden uitgelegd in combinatie met de vraag of met het uitstellen van de pensioendatum ook het uitstellen van de einddatum op de polis wordt bedoeld. Het hof gebruikt hiervoor de Haviltex-norm om te bepalen welke “zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de polis mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten”. Het hof wijst erop dat beide partijen niet hebben onderhandeld of gediscussieerd over de inhoud bij de totstandkoming van de polis. Aan de hand daarvan stelt het hof dat volgens objectieve maatstaven geen andere betekenis kan worden toegekend aan de in de polis gebruikte einddatum dan dat de opbouw van het pensioen op 1 augustus 2010 stopt. De verzekeraar is dus niet verplicht om de opbouw van het pensioen voort te zetten ook al bestaat fiscaal de mogelijkheid om ook de opbouw van het pensioen voort te zetten tot de datum waarop het pensioen is uitgesteld.
(Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 mei 2018, zaaknummer 200.207.291_01, ECLI:NL:GHSHE:2018:2225)

Noot:

Aan de hand van het oordeel van het hof kan worden geconcludeerd dat er een onderscheid bestaat tussen de pensioendatum en de einddatum van de polis en dat niet automatisch de einddatum van de polis mee schuift met de (uitgestelde) pensioendatum. Wellicht dat deze uitspraak aanzet tot nadenken over de manier waarop reglementen op het gebied van dit onderwerp kunnen worden aangevuld of aangepast om onduidelijkheden te voorkomen.

(juni 2018)