Een man kreeg in november 2013 van zijn werkgever te horen dat zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 13 januari 2014 werd opgezegd. Bij de onderhandelingen over de hoogte van zijn ontslagvergoeding maakte hij kenbaar, gebruik te willen maken van de stamrechtvrijstelling. Op 17 december 2013 berichtte de werkgever maximaal € 135.000 te willen toekennen. Op 15 januari 2014 was er overeenstemming over een ontslagvergoeding van € 200.000. Hiervoor richtte de man op 12 maart 2014 een stamrecht B.V. op. De ontslaguitkering van € 200.000 werd in de loonheffing betrokken. De man ging in beroep en stelde dat de ontslaguitkering buiten de heffing moest blijven op grond van de tot 1 januari 2014 geldende stamrechtvrijstelling.
Rechtbank Gelderland beargumenteerde dat de stamrechtvrijstelling op 1 januari 2014 was vervallen en dat de wetgever geen overgangsregeling had willen treffen voor op 31 december 2013 beoogde, maar nog niet tot stand gekomen (in fiscale zin nog niet genoten) stamrechten. Slechts op 31 december 2013 bestaande stamrechten vielen onder de vrijstelling. Van het in 2013 tot stand komen van een stamrecht was volgens de rechtbank in dit geval geen sprake. In 2013 was de ontslagvergoeding niet onvoorwaardelijk toegekend en was er nog geen stamrechtovereenkomst gesloten. Hieraan deed niet af dat de werkgever in december 2013 nog had willen meewerken aan de totstandkoming van een stamrecht als partijen tijdig (voor 1 januari 2014) overeenstemming zouden hebben bereikt over de ontslaguitkering. De rechtbank verklaarde het beroep van de man ongegrond.
(Bron: Rechtbank Gelderland, 22 september 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5911)
Noot:
In de Nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2014 is opgemerkt dat voor de kwalificatie van een bestaande (stamrecht)aanspraak van belang is of de aanspraak reeds op 31 december 2013 voldoende bepaald is en aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Aangezien in deze zaak pas in 2014 de ontslagvergoeding definitief wordt toegekend, is op 31 december 2013 nog geen sprake van een voldoende bepaalde aanspraak en daarom ook nog geen sprake van een genoten stamrecht. De rechtbank komt tot een logische beslissing.