De staatssecretaris van Financiën heeft het lijfrentebesluit op twee onderdelen aangepast.
Vooruitlopend op een mogelijke wetswijziging keurt de staatssecretaris goed dat een alimentatielijfrente ook in een bancair lijfrenteproduct (lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht) kan worden ondergebracht.
Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
- De gewezen echtgenoot is (rekening)houder van de lijfrenterekening of van het lijfrentebeleggingsrecht;
- De termijnen van de lijfrente moeten onmiddellijk na het betalen van de afkoopsom ingaan (de uiterste ingangsdatum en de minimale looptijd van de termijnen blijven hierbij buiten beschouwing); en
- Bij overlijden van de gewezen echtgenoot gaat het recht op de nog niet gedane uitkeringen over op de erfgenamen van de gewezen echtgenoot.
Wel geldt een voorbehoud. Als het parlement niet akkoord gaat met een dergelijke wetswijziging, dan komt de goedkeuring te vervallen. Daarbij worden bestaande gevallen geëerbiedigd.
Daarnaast keurt de staatssecretaris goed dat bij afkoop in verband met arbeidsongeschiktheid, alleen nog revisierente in rekening wordt gebracht over het gedeelte boven het wettelijke maximum. Het maximumbedrag wordt aangemerkt als reguliere termijn (en ook op die wijze belast). Het meerdere vormt negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
Tot nu toe werd bij overschrijding van het maximumbedrag over het gehele bedrag van de afkoop revisierente in rekening gebracht.
(Besluit staatssecretaris van Financiën, 8 september 2020, nr. 2020-16039)
(oktober 2020)