Fiscaal neutraal pensioenkader tweede en derde pijler

De staatssecretaris van Financiën heeft op 30 mei elf vragen beantwoord over een fiscaal neutraal pensioenkader in de tweede en derde pijler. Centraal staat een (gewenst) arbeidsvormneutraal pensioenkader. De staatssecretaris benadrukt dat het kabinet van mening is dat er een toenemend belang is van een arbeidsvormneutraal pensioenkader. Van Rij erkent dat er verschil is voor de arbeidskorting in situaties van verplichte deelname door ondernemers aan bedrijfs- of beroepsregeling dan wel pensioenopbouw in de derde pijler. Dat verschil geldt ook voor werknemers die in de tweede pijler dan wel in de derde pijler een oudedagsvoorziening opbouwen.
Desgevraagd somt de staatssecretaris de belangrijkste fiscale verschillen tussen de tweede en derde pijler op:

  • De reserveringsruimte bij lijfrente is begrensd in tijd (maximaal 10 jaar terug), voor pensioen geldt die begrenzing in beginsel niet voor de inhaaltermijn.
  • De auto van de zaak maakt bij pensioen geen deel uit van de grondslag, in de derde pijler is dat wel toegestaan.
  • Pensioen kent de hoog-laag-mogelijkheid en een AOW-overbrugging. Voor lijfrente is er de tijdelijke oudedagslijfrente.
  • Bij pensioen wordt het inkomen van het jaar van opbouw gehanteerd, bij een lijfrente is dat het inkomen van een jaar eerder.
  • Een lijfrente mag door een bank worden uitgevoerd, voor pensioen is dat niet toegestaan.
  • Voor de lijfrente is de Pensioenwet niet van toepassing, in de tweede pijler wel (uitgezonderd dga’s).

Voor de hoogte van de arbeidskorting zou het geen verschil mogen maken of in de tweede dan wel in de derde pijler wordt opgebouwd. Daartoe zou dan de definitie van arbeidsinkomen aangepast moeten worden. De staatssecretaris geeft daarbij aan dat dit niet in alle gevallen waarin in de derde pijler een oudedagsvoorziening wordt opgebouwd, gunstig is. Bovendien zijn er budgettaire aspecten. Voorts zijn er wel meer verschillen tussen werknemers en ondernemers (zoals ondernemersfaciliteiten).
(Brief staatssecretaris van Financiën, 30 mei 2024, kenmerk 2024-0000321196)

Noot:
Hoewel het altijd goed is om breder te kijken, is het wel bijzonder (en niet geheel zuiver) om andere ondernemersfaciliteiten in deze discussie te betrekken.
En wellicht niet 100% fiscaal, maar wel degelijk van groot belang is in voorkomende gevallen de dubbele heffing van Zvw-premie. Er kan zowel over de lijfrentepremie als over de ontvangen lijfrente-uitkering een bijdrage Zvw verschuldigd zijn. Hoewel daarover al eens eerder Kamervragen zijn gesteld, heeft dit (nog) niet tot een bevredigende oplossing geleid.

(juni 2024)