Vraag:
Pensioen is vrijgesteld voor de erfbelasting. Maar zijn er geen andere gevolgen voor de erfbelasting?
Antwoord:
Pensioen is inderdaad vrijgesteld voor de heffing van erfbelasting. 1) Onder pensioen wordt onder meer 2) verstaan een pensioenregeling:
• die voldoet aan de wettelijke bepalingen van de loonbelasting;
• waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
• waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet op het notarisambt;
• of waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
• voor nettopensioen dat voldoet aan de eisen van artikel 5.17 van de Wet IB 2001. 3)
De vrijgestelde pensioenaanspraak heeft wel gevolgen voor de algemene vrijstelling voor de erfbelasting. Zo hebben partners een algemene vrijstelling van € 633.014 (2015), maar daarop komt de waarde van het partnerpensioen in mindering (‘imputatie’). 4)
Voorbeeld
Janneke (50) en Hans (53) zijn getrouwd. Hans overlijdt en Janneke krijgt na zijn overlijden een partnerpensioen van € 45.000 per jaar. Het partnerpensioen wordt vermenigvuldigd met een leeftijdsfactor. De voor de erfbelasting geldende factoren staan in het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956. 5)
Vrijstelling erfbelasting voor partner € 633.014
Gekapitaliseerde waarde partnerpensioen (= 12 x € 45.000) € 540.000
Latente inkomstenbelasting (= 30% x € 540.000) € 162.000
Imputatie = ½ x (€ 540.000 -/- € 162.000) € 189.000 -/-
Restant vrijstelling erfbelasting voor partner € 444.014
Na imputatie van pensioen (en lijfrente en periodieke uitkeringen bij overlijden, welke door een partner ten gevolge van overlijden worden verkregen) resteert altijd minimaal een vrijstelling van € 163.530 (2015).
Deze rubriek wordt verzorgd door:
Fiscale Zaken Vivat Verzekeringen
1) Art. 32, eerste lid, ten 5e Successiewet 1956
2) Een volledige opsomming is te vinden in art. 1.7, tweede lid Wet IB 2001
3) Art. 32, derde lid Successiewet 1956
4) Art. 32, tweede lid Successiewet 1956
5) De vermenigvuldigingsfactor waarbij zoals in dit voorbeeld de periodieke uitkering afhankelijk is van het leven van één persoon is opgenomen in art. 5 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956