Na de Tweede Kamer heeft ook de Eerste Kamer – op 18 december 2012 – het Belastingpakket 2013 (met uitzondering van de Wet Verhuurderheffing) met een ruime meerderheid aangenomen. Hoewel de Eerste Kamer een wetsvoorstel eigenlijk alleen kan aannemen of verwerpen, heeft dit politieke orgaan toch nog de nodige invloed op het uiteindelijke pakket gehad. In het bijzonder op het terrein van de eigen woning. Ook heeft ministerie van Financiën hierover diverse vragen en antwoorden gepubliceerd. In dit artikel geven we een overzicht, met uiteraard commentaar.
Uiterste datum omzetten kapitaalverzekeringen
In ‘Belastingpakket 2013 aangenomen door Tweede Kamer’ is al aangegeven, dat het in bepaalde situaties mogelijk is om tot 1 april 2013 nog een kapitaalverzekering in box 3 om te zetten in een Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), Spaarrekening Eigen Woning (SEW) of Beleggingsrecht Eigen Woning (BEW). Voor de werking van dit overgangsrecht wordt, zo veel als mogelijk, aangesloten bij bestaand overgangsrecht. Wij leiden daaruit af, dat het voldoende is dat de belastingplichtige tijdig – dus vóór 1 april 2013 - de uitvoerder heeft laten weten zijn of haar kapitaalverzekering te willen omzetten in een KEW. Voor een omzetting in een SEW of BEW is uiteraard meer nodig. Vereist is dat een onherroepelijke schriftelijke SEW- of BEW-overeenkomst is aangegaan vóór 1 april 2013. De eerste betaling mag dan plaatsvinden na 31 maart 2013. Dit hoeft een box 1 vrijstelling in beginsel niet in de weg te staan, mits die eerste betaling na maart 2013 niet ongebruikelijk zou zijn (dat wil zeggen dat hier in het verleden in vergelijkbare situaties ook sprake van was). Voor een SEW is expliciet aangegeven dat de rekening na 31 maart 2012 mag worden geopend als dit gebruikelijk is.
Het verzekerde kapitaal (en als dat ontbreekt de inleg) mag na 31 december 2012 niet worden verhoogd, en de duur van de verzekering zoals die gold op 31 december 2012 mag niet worden verlengd (zie echter ook hierna).
Omzettingsmogelijkheid aflossingsvrije leningen
De mogelijkheid om nog een KEW, SEW of BEW af te sluiten in combinatie met een aflossingsvrije eigenwoningschuld, wordt verlengd tot 1 april 2013. Voorwaarde is dat de eigenwoningschuld op 31 december 2012 bestaat en dat de KEW/SEW/BEW voor maximaal het bedrag van de eigenwoningschuld wordt aangegaan. Ook hier geldt hetgeen in de vorige paragraaf als voorwaarden is vermeld over het tijdig tot stand komen van een overeenkomst.
Hiermee lijkt de bepaling uit de vorige paragraaf over het verhogen van het verzekerde kapitaal na 31 december 2012 tot op zekere hoogte een dode letter te zijn.
Voorbeeld
De heer De Bruin heeft een eigenwoningschuld van € 220.000. Bij de aankoop van de woning heeft hij een kapitaalverzekering afgesloten met als verzekerd kapitaal € 150.000. In eerste instantie loopt deze verzekering in box 3. Vanwege de aangenomen wetgeving wil de heer De Bruin de kapitaalverzekering voorzien van een KEW-clausule. Dat doet hij in januari 2013. Daarbij mag hij het verzekerde kapitaal niet meer verhogen.
Maar omdat hij hierdoor een aflossingsvrije lening van € 70.000 overhoudt, mag hij voor dit bedrag tot 1 april 2013 ook nog een KEW, SEW of BEW sluiten. Op die wijze kan hij toch nog de volledige eigenwoningschuld fiscaal gefaciliteerd met een aflossingsproduct afdekken. En afgezien van wellicht de gebruikelijke voorwaarden zoals de bandbreedte-eis, bestaat er geen enkel bezwaar om de twee afzonderlijke producten uiteindelijk samen te voegen. Of dat ook wenselijk is, moet de heer De Bruin samen met zijn adviseur bekijken.
Het voorbeeld laat zien dat het beter was geweest de twee bepalingen direct samen te voegen, zodat in voorkomende gevallen niet onnodig een tweede product moet worden aangeschaft. Aanpassing van een bestaande kapitaalverzekering aan het KEW/SEW/BEW-regime met als bovengrens de eigenwoningschuld per 31 december 2012 zou kunnen volstaan, naast uiteraard de mogelijkheid om voor aflossingsvrije hypotheken nog een aflossingsproduct te kunnen sluiten.
Op de valreep is dit ook in de Eerste Kamer geconstateerd. Hoewel niet in de wetgeving als zodanig verwoord, lijkt het de bedoeling dat ook reeds bestaande opbouwproducten tot 1 april 2013 (in plaats van 31 december 2012) mogen worden verhoogd. 1) Het is voor de praktijk te hopen dat dit snel en duidelijk naar het grote publiek bekend wordt gemaakt. Want de enkele opmerking in de Nota naar aanleiding van het verslag van de Eerste Kamer is dan toch wat mager.
Restschulden
Dankzij een nota van wijziging en een amendement van de Tweede Kamer kan de rente over restschulden die zijn ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 gedurende maximaal tien jaar in aftrek worden gebracht. Dat is een sympathieke maatregel, maar wel een met aandachtspunten.
Restschuld en box 3 toerekening
De eerste vraag die direct opkomt is: wat is eigenlijk de definitie van een restschuld? En in het verlengde daarvan kan de vraag worden gesteld hoe om te gaan met de aflossing van de schuld – na verkoop van de eigen woning - als de schuld met de woning als zekerheid gedeeltelijk in box 3 valt.
In het nieuwe artikel 3.120a Wet IB 2001 staat dat ‘onder een restschuld van een vervreemde eigen woning [wordt] verstaan de schuld die de belastingplichtige had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 van een eigen woning, voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning.’
Deze definitie sluit aan bij het begrip vervreemdingssaldo zoals we dat al kennen van de zogenoemde bijleenregeling. Dan lijkt het erop dat het uitsluitend gaat om de schulden die in box 1 vallen. Een toelichting op dit punt ontbreekt helaas. De tekst van de toelichting geeft slechts aan dat de restschuld niet als eigenwoningschuld kwalificeert, maar ‘een afzonderlijke categorie tijdelijke schulden in box 1’ 2) vormt.
Voorbeeld
De heer Van Vliet heeft een eigen woning waarvan hij de aankoopwaarde van € 200.000 volledig heeft gefinancierd en bovendien € 40.000 extra heeft gefinancierd voor consumptieve doeleinden. Het deel van € 200.00 valt in box 1 en het andere deel van € 40.000 in box 3. Van Vliet verkoopt de woning in 2013 voor € 190.000 en houdt een schuld over van € 50.000 (€ 240.000 -/- € 190.000). Bij voorkeur zou Van Vliet de aflossing van de schuld eerst volledig aan het box-3-deel willen toerekenen, zodat hij een restschuld in box 1 overhoudt van € 50.000.
Normaal gesproken wordt de aflossing op een schuld pro rata toegerekend aan het box-1-deel en het box-3-deel. 3) In dit voorbeeld betekent dit een aflossing van € 158.333 (€ 190.000 x (200.000/240.000)) van het box-1-deel en € 31.667 (€ 190000 x (40.000/240.000)) van het box-3-deel. Vraag is of die regel ook nu stand houdt.
Als de restschuld wordt gevormd door het negatief vervreemdingssaldo, dan is de restschuld € 10.000 (eigenwoningschuld € 200.000 -/- € 190.000).
Gelet op de wettekst, lijkt de wetgever voor de laatste optie (negatief vervreemdingssaldo) te hebben gekozen.
Loan-to-value
In ‘Belastingpakket 2013 aangenomen door Tweede Kamer’ gaf Kees van Oostwaard al aan dat de Tweede Kamer zich zorgen maakt over de restschuldfinanciering en zich ook met de marktwerking op dit vlak lijkt te willen bemoeien.
Het verkrijgen van restschuldfinanciering zal naar onze inschatting in eerste instantie geen problemen opleveren. Een belastingplichtige verkoopt zijn huis en lost met de opbrengst van die verkoop de schuld zo veel als mogelijk af en blijft met een restschuld zitten. Die heeft hij of zij al en daar hoeft niets voor te worden gedaan. Wel zal – afhankelijk van de voorwaarden – het rentepercentage dat moet worden betaald, hoger worden. De geldverstrekker heeft immers geen onderpand meer.
Dat maakt oversluiten van een restschuld ook bijzonder lastig. Zonder een woning als onderpand komt de restschuldenaar al snel in de sfeer van de persoonlijke leningen.
Ook het meefinancieren van de restschuld bij de aankoop van een nieuwe woning, is bijzonder lastig. Helemaal als daarbij de zogenoemde ‘loan-to-value’ wordt betrokken. Loan-to-value is de verhouding tussen de totale schuld en de zekerheden die daar tegenover staan.
Die verhouding mag slechts 106% zijn, en wordt de komende jaren ook nog eens afgebouwd naar 100%. Dat valt niet te rijmen met het meefinancieren van een restschuld.
Voorbeeld
De aankoopprijs een woning bedraagt € 200.000. De overdrachtsbelasting is dan € 4.000 (2%) en stel de overige aankoopkosten – die worden meegefinancierd – bedragen € 8.000 (4%). Ook is er nog een restschuld na verkoop van de oude woning van € 16.000. Als die ook moet worden meegefinancierd, bedraagt dat totale schuld € 228.000. De loan-to-value bedraagt dan 114%, ruim boven het maximum van 106%.
Gelukkig bestaat de mogelijkheid om van het maximum van 106% af te wijken als sprake is van een restschuld. Dit is ook door de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer medegedeeld. In de Gedragscode Hypothecaire Financieringen staat namelijk: ‘Als er bij verkoop van een woning van de consument een restschuld is uit hoofde van de hypothecaire financiering van die woning, mag het bedrag van die restschuld bij het verstrekken van een nieuwe hypothecaire financiering worden meegefinancierd.’ Volgens een opgave van de Nederlandse Vereniging van Banken wordt in de praktijk bijvoorbeeld door aanbieders tot 115% van de marktwaarde of tot 125% van de executiewaarde een restschuld meegefinancierd. 4)
Deze mogelijkheid is uiteraard een voorwaarde om restschulden mee te financieren bij de aankoop van een nieuwe woning. Maar of geldverstrekkers ook bereid zijn de restschuld van de oude woning mee te financieren, is natuurlijk de vraag. Tegenover die restschuld staat immers geen zekerheid. De kans bestaat dus dat een restschuldenaar ‘gevangen’ zit in de schuld bij de laatste leningverstrekker voor de (oude) eigen woning.
Koop- of koop/aanneemovereenkomst in 2012
Als er op 31 december 2012 sprake is van een onherroepelijke schriftelijke overeenkomst voor de koop van een woning, kan bij levering van de woning in 2013, de lening nog onder het overgangsrecht vallen. Daarbij is aangegeven, dat gebruikelijke clausules en ontbindende voorwaarden - zoals een financieringsvoorbehoud - geen belemmering zijn. Gezien de huidige situatie op de woningmarkt komt het vaak voor dat in de koopovereenkomst een voorbehoud wordt gemaakt van verkoop van de huidige woning door de koper.
Wat onder een gebruikelijke clausule en ontbindende voorwaarde mag worden verstaan, is niet in alle gevallen duidelijk. Uitgangspunt is dat de koper geen invloed mag kunnen uitoefenen op deze voorwaarden. Hoewel een door de koper opgenomen verkoopvoorbehoud in principe een voorwaarde is waar de koper invloed op kan uitoefenen, is nu bepaald dat deze voorwaarde als een gebruikelijke kan worden gezien. Ook met een verkoopvoorbehoud kan een overeenkomst dus als onherroepelijk worden gezien.
Digitale aflostool Belastingdienst
De Belastingdienst zal op haar website als service een digitale aflostool gaan plaatsen. Belastingplichtigen kunnen dan zelf berekenen (of narekenen) welk bedrag maandelijks moet worden afgelost om renteaftrek te behouden. Naast het minimaal af te lossen bedrag zal ook het daarbij corresponderende bedrag van de te betalen rente worden vermeld.
Aftrekbaarheid advieskosten
Op grond van huidige wet- en regelgeving moeten banken een uitgebreide analyse maken van de betaalbaarheid van de hypotheek gedurende de gehele looptijd van de lening, voordat zij een hypotheek voor de aankoop van een woning mogen verstrekken. Daarbij moet de bank beoordelen of de klant de hypotheek ook nog kan betalen bij langleven, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en overlijden. De kosten voor deze analyse kunnen kwalificeren als kosten van een geldlening voor de aanschaf van een eigen woning. Deze kosten zijn daardoor aftrekbaar als ze zijn gemaakt voor een eigenwoningschuld.
Daarnaast is duidelijk geworden dat voor betaalde advieskosten voor een afgesloten eigenwoningschuld het kasstelsel wordt gehanteerd. Dat betekent dat advieskosten aftrekbaar zijn op het moment van betalen. Dit speelt vooral als er in meerdere termijnen wordt betaald en daarbij de jaargrens wordt overschreden. De advieskosten zijn aftrekbaar in het jaar van betalen.
Bouwsparen
In de Eerste Kamer zijn ook vragen gesteld over bouwsparen. Bouwsparen kan namelijk helpen om een starter met minder risico en hypotheekschuld aan zijn ‘wooncarrière’ te laten beginnen. Het kabinet ziet ook voordelen van een dergelijke start op de woningmarkt, maar is niet bereid om hier een subsidie in de vorm van een fiscale faciliteit voor in het leven te roepen. Naar de mening van het kabinet zijn er al genoeg ‘beklemde’ spaarvormen (zoals bijvoorbeeld pensioensparen). 5)
Slot
Mede door de behandeling van het Belastingpakket 2013 in de Eerste Kamer is op een aantal punten meer duidelijkheid en versoepeling verkregen. Helaas blijven er nog genoeg vraagpunten over. De meest belangrijke vraag kan pas in de toekomst beantwoord worden: hebben de maatregelen bijgedragen aan het vlottrekken van de woningmarkt?
1) Nota naar aanleiding van het verslag Eerste Kamer, 33 407 E, pag. 3 en verder
2) Tweede nota van wijziging, Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, Kamerstuk 33 405, nr. 11
3) Besluit Minister van Financiën, 10 juni 2010, kenmerk DGB2010/921, onderdeel 3.1.2. Uitzondering is de situatie waarbij de eigen woning gedeeltelijk verhuist van box 1 naar box 3.
4) Brief staatssecretaris van Financiën aan Tweede Kamer, 18 september 2012, kenmerk AFP2012/597
5) Nota naar aanleiding van het verslag Eerste Kamer, 33 407 E, pag. 7 en verder