FA Nieuwsbrief september 2020

Jaargang 9 nummer 2

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Algemeen

Bouwstenen voor een beter belastingstelsel | Artikel

Pensioen en Lijfrente

Evaluatie nettopensioen en nettolijfrente naar Tweede Kamer | Kort bericht
Wetsvoorstel Wet verandering koppeling AOW-leeftijd ingediend bij Tweede Kamer | Kort bericht
Nieuwe vragen en antwoorden over oudedagsverplichting gepubliceerd | Kort bericht

Lijfrente

Partneralimentatie per 1 januari 2020 | Artikel

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

Artikelen
Korte berichten

Evaluatie nettopensioen en nettolijfrente naar Tweede Kamer

Op 2 september heeft staatssecretaris Vijlbrief de evaluatie van nettopensioen en nettolijfrente naar de Tweede Kamer gezonden. Het rapport is opgesteld door Willis Towers Watson en is gedateerd op 20 januari 2020.
De opbouw van gefaciliteerd pensioen is in 2015 afgetopt op € 100.000. Voor pensioenopbouw boven deze grens zijn de regelingen voor nettopensioen en nettolijfrente geïntroduceerd.
Ongeveer 200.000 mensen komen op grond van hun inkomen in aanmerking voor deelname. Circa 35.000 personen nemen deel aan nettoregelingen. Hierbij gaat het vrijwel altijd om nettopensioen. De participatiegraad ligt een stuk lager dan de ruime 50% die bij introductie werd verwacht. Gelet op het feit dat de uitvoering van de regelingen als relatief duur wordt gezien - in combinatie met de lage participatiegraad - is het aanbieden van de regelingen voor uitvoerders weinig aantrekkelijk. Aanbod vindt toch plaats om drie redenen:

  • het geheel aan pensioenregelingen in een hand houden;
  • paternalistische overwegingen;
  • de kans op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in pensioenwetgeving.

Deelname aan de regelingen is sinds de invoering aantrekkelijker geworden door wijzigingen rondom de vermogensrendementsheffing, de invoering van de Wet verbeterde premieregeling en de verbetering van de regels voor inkoop in de basisregeling. Dit heeft niet geleid tot een toegenomen deelname.
Het budgettaire beslag bedraagt momenteel ongeveer € 5 miljoen (bij een belegd vermogen van circa € 550 miljoen eind 2018). Naar verwachting loopt dit op tot € 25 miljoen.
De opstellers van het rapport concluderen voorzichtig dat de vrijstelling een doel dient. Zij geven ook aan dat de onnodige complexiteit verminderd moet worden. Zo mag voor nettopensioenen maximaal de 3%-staffel worden gehanteerd, terwijl voor brutoregelingen ruimere kostprijsstaffels mogen worden toegepast. Daarnaast wordt in het rapport voorgesteld de zogenaamde eventtoets bij de 3%-staffel af te schaffen. Een andere aanbeveling is om te onderzoeken of verruiming van mogelijkheden tot waardeoverdracht of afkoop van kleine nettopensioenen mogelijk is. Een grote aanpassing die wordt voorgesteld is het laten vervallen van de aftoppingsgrens voor de risicodekking van het partnerpensioen. Op die manier worden kleinere ondernemingen in staat gesteld om toch een risicodekking bij overlijden voor het salarisdeel boven de inkomensgrens toe te zeggen.
(Brief staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, 2 september 2020, kenmerk 2020-0000127471 en Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, 20 januari 2020)

(september 2020)

Wetsvoorstel Wet verandering koppeling AOW-leeftijd ingediend bij Tweede Kamer

Op 7 juli heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel Wet verandering koppeling AOW-leeftijd ingediend bij de Tweede Kamer.
In het pensioenakkoord hebben de sociale partners en het kabinet afgesproken dat het tempo waarmee de AOW- en pensioenrichtleeftijd stijgen, gematigd wordt. Eerder is in dat kader de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd ingediend en ingevoerd Deze wet regelt een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2024. Reden hiervoor is dat veel oudere werknemers aangeven dat zij zich overvallen voelen door de verhoging van de AOW-leeftijd. Daarbij maken zij zich ernstig zorgen of ze het werk wel vol kunnen houden. Om die reden stijgt de AOW-leeftijd op korte termijn minder snel. 
Met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) is in 2012 de AOW-leeftijd geleidelijk verhoogd. Door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting zoals vastgelegd in de wet VAP, wordt elk extra jaar aan levensverwachting volledig vertaald in een hogere AOW-leeftijd. De toename aan levensverwachting wordt volledig omgezet in een verlenging van de arbeidsloopbaan.
Dit wordt niet als eerlijk ervaren en aan dat gevoel komt het kabinet nu tegemoet. In het pensioenakkoord is afgesproken dat de ontwikkeling van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3-gekoppeld wordt aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Een jaar levenswinst betekent dan 8 maanden langer doorwerken en 4 maanden langer AOW-pensioen genieten.
(Kamerstukken 35 520, nr. 2 en 3)

Noot:

Het vervolg van het wetsvoorstel is te volgen op onze website bij het onderdeel “Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving”.

(september 2020)

Nieuwe vragen en antwoorden over oudedagsverplichting gepubliceerd

Op 3 juli heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) een nieuwe versie gepubliceerd van V&A 17-008. Deze vraag gaat over het in de uitkeringsfase aanwenden van de oudedagsverplichting (ODV) voor de verkrijging van een lijfrente. In eerste instantie was vermeld dat het aanwenden van de ODV voor de verkrijging van een lijfrente uiterlijk in het jaar waarin de directeur-grootaandeelhouder (dga) de leeftijd bereikte die vijf jaar hoger is dan de voor die dga geldende AOW-leeftijd, kon plaatsvinden. Daarbij was geen rekening gehouden met de mogelijkheid om na het genoemde tijdstip de ODV aan te wenden voor de verkrijging van een nabestaandenlijfrente (als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b van de Wet IB 2001). In de nieuwe versie van V&A 17-008 is deze aanwendingsmogelijkheid van de ODV expliciet vermeld.
Een geheel nieuw vraag en antwoord - V&A 20-008 - gaat over de vraag of een erfgenaam van een overleden ODV-gerechtigde het verkregen recht op ODV-termijnen kan aanwenden voor een tijdelijke nabestaandenlijfrente, die uitkeert aan die erfgenaam zelf. Het antwoord op die vraag is ontkennend. “De ODV kan volgens artikel 38p, eerste lid, Wet LB alleen worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct in de zin van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001. Een tijdelijke nabestaandenlijfrente die aan de erfgenaam zelf uitkeert, voldoet niet aan deze wettelijke bepalingen.” Er is namelijk geen sprake van een nabestaandenlijfrente die ingaat na het overlijden van de belastingplichtige of de (gewezen) partner van de belastingplichtige die de lijfrente heeft afgesloten. Wel kan de erfgenaam het geërfde ODV-recht aanwenden voor een ander lijfrenteproduct, dat wel voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001.
(Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst, 3 juli 2020, V&A 17-008 en 20-008)

(september 2020)
 

Korte berichtenlabel

Korte berichten