Herfst 2013: ontwikkelingen Belastingplan 2014 en pensioenversobering

Kees van Oostwaard Athora

Nu de eerste echte herfststorm ons land al weer heeft geteisterd, is het tijd om de fiscale balans in politiek Den Haag op te maken. Er zijn recent weer verschillende wijzigingen in het wetsvoorstel Belastingplan 2014 aangebracht en de plannen voor de versobering van het zogenoemde Witteveenkader voor pensioenen zijn in de Eerste Kamer behandeld. Beide onderwerpen bespreek ik hierna.

Wetsvoorstel Belastingplan 2014

Goudenhanddrukstamrechten

Op Prinsjesdag werd – verrassend – bekend dat opnames van goudenhanddrukstamrechten in 2014 slechts voor 80% zullen worden belast. Dit om de belastingopbrengsten naar voren te halen en de uitgaven te stimuleren. Wellicht de grootste verrassing deze herfst is de beperking van de toepassing van deze 80%-regeling voor goudenhanddrukstamrechten. Uit angst voor ‘anticipatie’ (het naar voren halen van ontslag) is in de Tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2014 opgenomen dat de 80%-regeling alleen geldt als ‘het ter financiering van de aanspraak verschuldigde bedrag voor 15 november 2013 is overgemaakt.’ 1) Het nieuw voorgestelde lid 4 van artikel 39f van de Wet op de loonbelasting 1964 brengt helaas geen volledige duidelijkheid.
Als sprake is van een verzekering (letter a) moet het geld voor 15 november zijn overgemaakt naar de verzekeraar, net als bij een beleggingsrecht (letter c) maar dan naar de beheerder van het beleggingsrecht. Maar bij een bancair spaarproduct moet het bedrag niet naar de bank zijn overgemaakt, maar naar de stamrechtrekening. Waarom hier ook niet de uitvoerder genoemd in plaats van de rekening? De wetgever miskent hiermee de praktijk dat gelden vaak eerst naar een tussenrekening gaan. Of mogen we ervan uitgaan dat zo’n tussenrekening voor deze bepaling hetzelfde is als de bedoelde stamrechtrekening?

Daarnaast zijn door verschillende Kamerfracties dappere pogingen gedaan de fiscale stamrechtvrijstelling te behouden. Zo is terecht gewezen op de mogelijkheid die het biedt om pensioengaten te repareren. Ook is gevraagd of ontslag hierdoor niet duurder wordt voor de werkgever, omdat de werknemer netto hetzelfde bedrag wil overhouden. Het starten van een onderneming wordt er ook niet eenvoudiger op. Allemaal legitieme vragen die nogal kort worden afgedaan zonder goede inhoudelijke onderbouwing. En dan is de meest wezenlijke functie van het stamrecht niet aan de orde geweest, namelijk de functie die het heeft als aanvulling op een WW-uitkering. Het stamrecht is het ideale middel om aanvullingen op de WW-uitkering af te stemmen en de belastingheffing over een schadeloosstelling op een juiste manier in de tijd te spreiden. De gepropageerde middelingsregeling gaat het voor veel mensen niet worden. Gepresenteerd alsof het iets nieuws is, maar het staat niet in de schaduw van de stamrechtvrijstelling. De middelingsregeling is veel te moeilijk en veel te omslachtig. En ook niet onbelangrijk: het duurt heel lang voordat de middelingsregeling effect krijgt. De aanslagen van de jaren waarover gemiddeld wordt, moeten namelijk eerst vaststaan.

Het was zuiverder geweest als de stamrechtdiscussie was gevoerd in het ontslagdossier, maar het blijkt overduidelijk een budgettaire kwestie.
Helaas is nog niet ingegaan op alle vragen die spelen rondom de datum van 31 december 2013.
Uit de Nota naar aanleiding van het verslag blijkt wel dat de ontslagdatum niet vóór 1 januari 2014 hoeft te liggen om nog van de stamrechtfaciliteit gebruik te kunnen maken.
“Voor de kwalificatie als een bestaande aanspraak is van belang of de aanspraak reeds op 31 december 2013 voldoende bepaald is en aan de wettelijke voorwaarden voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) voldoet. De datum waarop het ontslag plaatsvindt is derhalve niet de beslissende factor. In het algemeen zal pas worden overgegaan tot de toekenning van een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als het ontslag vaststaat. Op dat moment zal in beginsel ook de storting van de koopsom plaatsvinden.” 2)
Vooralsnog lijkt het verstandig om alles rondom het stamrecht geregeld te hebben vóór 2014 om nog gebruik te kunnen maken van de stamrechtfaciliteit. Alleen mag de ontslagdatum wel liggen na 31 december 2013.

Verhoogde schenkingsvrijstelling voor eigen woning

In het Belastingplan 2014 is een voorstel opgenomen om tijdelijk de vrijstelling voor schenkingen voor de eigen woning te verhogen tot € 100.000. Via een besluit is deze tijdelijke verhoging al ingegaan, zelfs met terugwerkende kracht tot 29 oktober 2012(!) voor schenkingen in het kader van een restschuld. Het waarom van deze datum is in nevelen gehuld 3) en roept vraagtekens op. Dit kan toch slechts op een enkeling betrekking hebben die toevallig in de voorliggende periode al zo’n schenking heeft ontvangen.
Ook is nog enigzins onduidelijk welk bedrag in mindering moet worden gebracht op de maximale vrijstelling van € 100.000: het maximumbedrag van de vrijstelling (€ 51.407 in 2013) of het daadwerkelijk eerder geschonken bedrag. Volgens de wettekst gaat het om het geschonken bedrag, maar de toelichting duidt op het maximumbedrag van de vrijstelling.
Wel is in de Tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel geregeld dat op schenkingen die vallen onder deze verhoogde vrijstelling, niet de zogenoemde 180-dagenregeling van toepassing is. De 180-dagenregeling houdt in dat als een schenker binnen 180 dagen na de schenking komt te overlijden, over de schenking erfbelasting verschuldigd is (onder verrekening van de verschuldigde schenkbelasting). Door deze aanpassing is dus over deze schenking geen erfbelasting verschuldigd.
In voorkomende gevallen zou schenken voor de eigen woning tot besparing van erfbelasting kunnen leiden. Gebruikmaking van de verhoogde vrijstelling leidt immers niet tot verschuldigdheid van schenk- en erfbelasting. Wachten tot overlijden waarschijnlijk wel (de vrijstelling voor kinderen en derden bij overlijden is immers beperkt). Overigens zijn er ook diverse niet-fiscale aspecten te bedenken waarom schenken voor de eigen woning op korte termijn wellicht een minder goed idee kan zijn.

Pensioen

Niet geheel onverwacht heeft het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen (korter: wetsvoorstel Versobering Witteveenkader) 4) het niet gehaald in de Eerste Kamer. Het kabinet wilde de jaarlijkse pensioenopbouw met 0,4% verlagen en bovendien pensioengevend inkomen te maximeren op € 100.000. Daarnaast is in een apart wetsvoorstel – Wet pensioenaanvullingsregelingen 5) – een mogelijkheid voorgesteld om in de nettosfeer een aanvullend pensioen op te bouwen. Zie voor een uitgebreidere behandeling van dit wetsvoorstel het artikel van Nancy Struve en Bas Vereggen. Op 8 oktober 2013 heeft de Eerste Kamer over de plannen vergaderd. In de Eerste Kamer hebben de coalitiepartners VVD en PvdA geen meerderheid. In de media was in de weken voorafgaand aan de behandeling van de voorstellen in de Eerste Kamer al duidelijk geworden dat de oppositiepartijen er weinig voor de pensioenplannen voelden.
De Eerste Kamer wil dat de plannen worden aangepast, zo bleek op 8 oktober. Het kabinet had de keuze tussen laten wegstemmen of intrekken van de wetsvoorstellen. De voorstellen zijn uiteindelijk niet in stemming gebracht.
Van uitstel komt geen afstel, zo lijkt het. Daarvoor is het financiële belang voor de overheid te groot. Bij een dossier met een dergelijke belang mag het financiële aspect uiteraard wel een rol spelen, maar zeker niet de boventoon voeren. Er is veel te weinig stilgestaan bij de vraag welk systeem tot een goed pensioen leidt. Zonder al te veel omhaal is in de toelichting bij het wetsvoorstel gesteld dat voortaan uitgegaan wordt een pensioen ter grootte van 70% van het gemiddelde inkomen. Zonder omhaal wordt de 70%-eindloonnorm terzijde geschoven. Nu vind ik niet dat zonder meer aan die eindloonnorm vastgehouden zou moeten worden. Maar om zonder onderzoek en discussie die norm - om louter budgettaire redenen, want daar lijkt het op - zo drastisch te wijzigen is geen goede zaak. En een niet onbelangrijk element in die discussie vormt het voortbestaan en de hoogte van de AOW. Zeker voor de lagere inkomensgroepen vormt de AOW een substantieel deel van de oudedagsvoorziening.
Wat mij betreft hoeft zeker niet krampachtig vastgehouden te worden aan de 70%-eindloonnorm. Maar zorg wel voor een gedegen onderzoek naar de effecten van voorgenomen wijzigingen. En betrek daarbij diverse scenario’s voor de oudedagsvoorzieningen in een breed perspectief, dus inclusief scenario’s voor de AOW. Dan is de kans op een breder draagvlak voor aanpassingen als de onderhavige aanzienlijk groter, is mijn verwachting.

Slot

Nu VVD, PvdA, D’66, ChristenUnie en SGP een akkoord over de begroting hebben gesloten, zal het geen onstuimige herfst worden op het terrein van het Belastingplan 2014. Dat kan niet worden gezegd van de plannen op pensioenterrein waarvoor geen akkoord geldt. Hopelijk gaat het kabinet fundamenteel nadenken over de toekomst van ons pensioenstelsel. En wordt daarbij niet om budgettaire redenen krampachtig vastgehouden aan de invoeringsdatum van 1 januari 2015, want die lijkt nu onuitvoerbaar.

1) Kamerstukken 33 752, Proeve van Tweede nota van wijziging, p. 23
2) Kamerstukken 33 752, nr. 11, p. 51
3) Uiteraard hangt de datum samen met de invoering van de restschuldbepaling voor de eigen woning, maar het verband met de onderhavige schenkingen ontbreekt
4) Kamerstukken 33 610
5) Kamerstukken 33 672