Het Europese Hof van Justitie sprak zich op 1 maart 2011 tegen het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen bij het vaststellen van verzekeringspremies en uitkeringen. Een aantal partijen verzetten zich tegen de Europese richtlijn (hierna: de richtlijn) omdat het onderscheid man en vrouw in verzekeringstarieven wenselijk wordt gevonden. De uitspraak van het Hof heeft verstrekkende gevolgen voor levensverzekeringen vanaf 21 december 2012. Ook het Nederlandse pensioenstelsel zal hiervan gevolgen ondervinden.
De Uitspraak
De vraag die werd gesteld was of verzekeraars, als uitzondering op de regel, onderscheid in tarieven (en uitkeringen) mogen maken tussen mannen en vrouwen. Dit vanwege de stelling dat de sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het verzekeringsrisico. De vraag had betrekking op particuliere levensverzekeringen. Onderwerp van discussie was de richtlijn, die alle discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten verbiedt. Na toetsing van de richtlijn kwam het Hof tot de conclusie dat de gevraagde uitzondering onverenigbaar is met het doel. Gesteld werd onder andere dat het onderscheid in tarieven tussen mannen en vrouwen onvoldoende kan worden aangetoond. De uitspraak heeft voor Nederland direct betrekking op individuele levensverzekeringen die worden gesloten op of na 21 december 2012. Helaas biedt de uitspraak weinig houvast voor bestaande overeenkomsten. De lidstaten zullen daarom moeten nadenken over een helder overgangsregime.
Logisch vervolg op oude discussie
Geen verrassende uitspraak, omdat de Europese Commissie ook al in haar conceptrichtlijn van 5 november 2003 de oorzaak gevolgrelatie die het onderscheid in behandeling tussen mannen en vrouwen bij levensverzekeringen teweegbrengt in twijfel trok op basis van heel veel onderzoek. Uit die onderzoeken bleek wel een oorzaak gevolgrelatie te kunnen worden aangetoond op basis van onder andere rookgedrag, woonplaats en gewicht in relatie tot lengte. Maar dus niet op basis van het geslacht. In 2003 was er al breed draagvlak voor een verbod op dit onderscheid. Deze uitspraak bevestigt dat beeld.
Gevolgen voor Nederlands pensioenstelsel
Sekseneutraliteit in de eerste pijler is in Nederland van begin af aan gebruikelijk, zowel wat de AOW als de WAO/WIA en Anw betreft. In de tweede en derde pijler volgen mogelijk wel wijzigingen. Alleen ten aanzien van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen bestond al langer een verbod op dit onderscheid. De gevolgen voor het Nederlandse pensioenstelsel doen zich dus mogelijk voor in de tweede en de derde pijler ten aanzien van overlijdens- en lang leven tarieven.
Wijzigingen derde pijler
Nederland maakt gebruik van een uitzonderingsbepaling voor levensverzekeringen, vastgelegd in artikel 1 sub h Besluit Gelijke Behandeling en gebaseerd op artikel 5 lid 2 van de richtlijn. Op basis van deze bepaling mogen levensverzekeraars in Nederland verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen hanteren waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico. Nederland heeft dus de uitzonderingsmogelijkheid zelf beperkt tot levensverzekeringen. Voor schadeverzekeringen waren daarom de sekseneutrale tarieven al voorgeschreven. Veel tarieven zullen uiterlijk 21 december 2012 in de derde pijler wijzigen. Waarschijnlijk komt er een overgangsregime en worden alleen nieuwe contracten of tarieven vanaf 21 december 2012 geraakt, maar dat moet wetgeving uitwijzen. De aanpassing veroorzaakt meer administratiekosten, wellicht worden deze kosten in de vermeend hoge premies aan verzekerden doorberekend. Afhankelijk van het te verzekeren risico, lang leven of overlijden, wordt de dekking voor een man duurder of goedkoper en vica versa voor de vrouw. Levensverzekeraars kunnen wel op zoek gaan naar andere risicofactoren dan het geslacht die de premie kunnen beïnvloeden. Sommige verzekeraars hanteren al voor bijvoorbeeld rokers en niet-rokers andere tarieven. Daar verzet de richtlijn en deze uitspraak zich niet tegen.
Geringe invloed op tweede pijler
In Nederland zijn pensioenuitkeringen in salaris-/diensttijdregelingen gelijk voor mannen en vrouwen, maar de financiering vaak niet. Ook bij pensioenfondsen komen verschillende tarieven nog voor. Dat is niet strijdig met de geest van deze uitspraak en de richtlijn, immers dat verschil wordt niet direct betaald door de werknemer. Voor beschikbare premieregelingen geldt dat sinds 2005 sprake moet zijn van gelijke uitkeringen en gelijke uitruil. De tarieven voor overlijdensrisico’s worden in beginsel sekseneutraal aangeboden of niet meer in rekening gebracht aan werknemers. Ook de tarieven voor het kapitaal bij leven dat wordt aangekocht van de beschikbare premie zijn sekseneutraal. Aandacht verdienen wellicht de premievrije pensioenen waarbij de gewezen deelnemer een nabestaandenpensioen wenst te blijven verzekeren. En wellicht ook de afwikkeling van waardeoverdrachten en echtscheidingen. Maar de aan deze uitspraak ten grondslag liggende richtlijn sluit de tweede pijler uit qua reikwijdte. Speelt deze uitspraak dan helemaal geen rol in de tweede pijler? Wel ten aanzien van afwegingen die werknemers kunnen maken ten aanzien van het pensioen aanvullen zoals wordt opgebouwd via de werkgever. Dit is namelijk mogelijk in de tweede of in de derde pijler.
Afweging verzekeren in tweede of derde pijler
Pensioen aanvullen kun je op allerlei manieren doen. Bijsparen wordt dat in de volksmond genoemd. Maar bijsparen kan ook via een lijfrente, zowel bij een bank als bij een verzekeraar. Kijk je alleen naar sekseafhankelijke tarieven, dan kan een vrouw beter bijsparen bij een pensioenregeling in de tweede pijler. Een man kan beter bijsparen door middel van een lijfrente in de derde pijler. Tenzij de kosten in de pensioenregeling het verschil in tarief tussen mannen en vrouwen compenseren. Het omgekeerde geldt bij vrijwillige overlijdensverzekeringen. Een man kan beter een aanvullende overlijdensverzekering (bijvoorbeeld in de vorm van een vrijwillig tijdelijk partnerpensioen) in een pensioenregeling in de tweede pijler onderbrengen. Een vrouw kan beter een overlijdensverzekering in de derde pijler onderbrengen. Deze uitspraak maakt eind 2012 een einde aan deze verschillen. Het verschil tussen pensioen aanvullen of overlijden verzekeren in de tweede of in de derde pijler wordt dus kleiner. Tenzij verzekeraars andere premiefactoren gaan toepassen.
Uitsluiting tweede pijler tijdelijk
De uitspraak en de richtlijn richten zich niet op pensioenen uit de tweede pijler. Dat blijkt ook uit de considerans nummer 15 van de leidraad zelf. Maar dat heeft te maken met het feit dat al andere wet- en regelgeving het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen toepassen op verzekeringen gekoppeld aan arbeid en beroep. Stel dat uit allerlei bevindingen blijkt dat in Nederland in de tweede pijler toch onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen. Dan bestaat de kans dat de Nederlandse wetgever hier alsnog een einde aan maakt. De lidstaten kunnen de tweede pijler dus alsnog betrekken via nationale wetgeving, maar in Nederland zijn daar geen concrete plannen voor gepubliceerd.
Samenvatting
Verzekeraars en actuarissen maken decennialang onterecht onderscheid tussen mannen en vrouwen. Bijna tien jaar kon tegenbewijs worden ingediend, maar daar slaagde niemand in. Onderscheid tussen mannen en vrouwen in premies of uitkeringen is verboden vanaf 21 december 2012. De vraag is hoe een overgangsregime er precies uit gaat zien. En of verzekeraars tariferen op andere factoren. In de tweede pijler zijn de mogelijkheden beperkter dan in de derde pijler. Optimaal gebruik maken van de mogelijkheden kan een enorm concurrentievoordeel opleveren. Maar de kans dat de meeste verzekeraars alles sekseneutraal maken en het daarbij laten is groter.