De AOW-leeftijd blijft in 2030 gelijk aan die van het jaar 2029: 67 jaar en drie maanden.
De AOW-leeftijd moet vijf jaar van tevoren worden aangekondigd en is gekoppeld aan de levensverwachting van een 65-jarige. Hierbij verloopt “het herstel van de opwaartse trend van de structurele levensverwachting” langzamer dan verwacht. Belangrijkste oorzaak blijft de hogere oversterfte. De prognose zou voor 2030 eigenlijk uitkomen op 67 jaar. Aangezien de AOW-leeftijd al op 67 jaar en drie maanden staat en in de wet is vastgelegd dat de AOW-leeftijd niet kan dalen, blijft de AOW-leeftijd ongewijzigd staan op 67 jaar en drie maanden. Hiermee wordt een jojo-effect voorkomen.
Slechts als voor de lange termijn sprake zou zijn van een trendbreuk in de ontwikkeling van de levensverwachting - namelijk een daling voor een langere tijd - zou een aangepaste systematiek overwogen kunnen worden.
De fiscale pensioenrichtleeftijd - nog van belang voor het overgangsrecht - blijft staan op 68 jaar.
(Brief minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 8 november 2024, kenmerk 2024-0000668565)
(december 2024)