Verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning

Staatssecretaris Wiebes heeft in een brief van 30 juni 2016 aan de vaste commissie voor Financiën  gereageerd op de toepassing van de (eenmalig te gebruiken) verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning van € 100.000 die per 1 januari 2017 in werking treedt. Daarnaast heeft Rechtbank Den Haag op 8 april 2016 een uitspraak gedaan over de toepassing van de (tijdelijk) verhoogde schenkingsvrijstelling (2013/2014). In beide gevallen is het oordeel dat maar éénmalig gebruik kan worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling, tenzij overgangsrecht van toepassing is.

Staatssecretaris Wiebes reageert in zijn brief op een situatie dat ouders in 2013 en in 2015 schenkingen aan hun dochter hebben gedaan om haar in een echtscheidingssituatie financieel te ondersteunen. Daarbij heeft de dochter voor de schenking in 2013 gebruikgemaakt van de (eenmalig te gebruiken) algemene hoge vrijstelling van € 24.676 (bedrag 2013) voor schenkingen door ouders aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Vervolgens hebben de ouders in 2015 een tweede schenking aan hun dochter gedaan om onder andere haar deel van de restschuld te kunnen betalen. Over deze schenking hebben zij aangifte schenkbelasting gedaan zonder beroep te doen op een vrijstelling. Op deze schenking is de gewone jaarlijkse kind vrijstelling van
€ 5.277 (bedrag 2015) van toepassing.
De dochter verzoekt om toepassing van de structureel verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning per 
1 januari 2017 op de tweede schenking. De Staatssecretaris antwoordt hierop dat op grond van het overgangsrecht degenen die in 2013 geheel of gedeeltelijk gebruik hebben gemaakt van een hoge vrijstelling (of van een verhoogde vrijstelling) geen gebruik kunnen maken van de met ingang van 1 januari 2017 geldende structureel verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning. Dit betekent dat in dit geval de dochter dus niet voldoet aan de voorwaarden van het overgangsrecht.

De situatie bij de Rechtbank Den Haag betrof het geval dat vader in 2013 € 70.000 aan zijn dochter schenkt. Dochter doet een beroep op de tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling van in totaal € 100.000. In 2014 schenkt vader aanvullend € 30.000 aan dochter. Dochter doet wederom een beroep op de tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling. Volgens de inspecteur is dat echter niet mogelijk. Rechtbank Den Haag oordeelt dat dochter in 2014 niet nogmaals voor toepassing van de tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling kan kiezen. Dochter had de vrijstelling namelijk al in 2013 toegepast.
(Bron: Brief Ministerie van Financiën, 30 juni 2016, referentie: 2016-0000090489 en Rechtbank Den Haag 08 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4393)

Noot:

De Successiewet 1956 kent voor een schenking door een ouder aan een kind een jaarlijkse vrijstelling van
€ 5.304 (bedrag 2016). Dit betekent dat een kind elk jaar van zijn ouders tot dat bedrag belastingvrij een schenking kan ontvangen. Naast deze jaarlijkse vrijstelling zijn er enkele hoge schenkingsvrijstellingen die een eenmalig karakter hebben. Zo kan de jaarlijkse vrijstelling voor een schenking van ouders aan een kind tussen 18 en 40 jaar eenmalig worden vervangen door de algemene hoge vrijstelling (€ 25.449 in 2016) of door de hoge vrijstelling voor een studie of voor een eigen woning (€ 53.016 in 2016). Voor de structureel verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning (van € 100.000) geldt hetzelfde. Er kan echter in beginsel geen beroep worden gedaan op die vrijstelling indien er al gebruik is gemaakt van een hoge vrijstelling door het kind voor een schenking van de ouders, tenzij wordt voldaan aan een van de in het overgangsrecht opgenomen uitzonderingen.
 
Tijdens de parlementaire behandeling van de structureel verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning met ingang van 2017 is nadrukkelijk ingegaan op de vormgeving van genoemd overgangsrecht. In de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2016 staat het volgende over het overgangsrecht: “De verhoogde schenkingsvrijstellingen zijn eenmalige vrijstellingen. De hoofdregel is dat de verkrijger per schenker eenmaal in zijn leven van één van de regelingen gebruik kan maken. In 2013 en 2014 is eenieder in de gelegenheid gesteld om eerdere schenkingen voor de eigen woning aan te vullen tot de voor die jaren geldende verhoogde vrijstelling van € 100 000. Op grond van het thans voorgestelde overgangsrecht gaat een vergelijkbare regeling ook gelden voor diegenen die in de kalenderjaren 2015 en 2016 gebruikmaken van de voor die jaren geldende verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van € 53.016 (bedrag 2016). Zij kunnen in de kalenderjaren 2017 en 2018 bij een schenking voor de eigen woning nog een vrijstelling toepassen tot het bedrag waarmee de met ingang van 2017 geldende vrijstelling voor de eigen woning de thans bestaande verhoogde vrijstelling van
€ 53.016 (bedrag 2016) te boven gaat. Het overgangsrecht wordt daarmee – in combinatie met de tijdelijke verhoogde vrijstelling in 2013 en 2014 – zodanig vormgegeven dat eenieder de mogelijkheid krijgt of heeft gehad om vrij van schenkbelasting te schenken tot € 100.000 voor de eigen woning.” In het licht van de voorgaande tekst van de memorie van toelichting is de reactie van staatssecretaris Wiebes niet verwonderlijk. De uitspraak van de rechtbank past geheel in de lijn van de wetgeving tot nu toe. Het is wel zuur voor belanghebbende dat met ingang van 2017 de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning wel uitgesmeerd kan worden over (maximaal) drie aaneensluitende jaren.

(september 2016)