De Fiscale verzamelwet 2015 en personeelshypotheken

Op 24 september 2015 is het Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 door de Tweede Kamer aangenomen. Door dit wetsvoorstel wijzigt een aantal fiscale regelingen. Wij staan stil bij de belangrijkste gevolgen voor de rentekorting op personeelshypotheken.

De huidige fiscale behandeling van de personeelshypotheek
Voor de rentekorting op personeelshypotheken geldt de zogenoemde ‘nihilwaardering’. De bijtelling van het rentevoordeel valt weg tegen de gelijke verhoging van de hypotheekrenteaftrek. Deze nihilwaardering geldt ook voor het toetsingsinkomen voor toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag e.d.). Hierdoor zijn de gevolgen van de rentekorting op de personeelshypotheek niet zichtbaar en merkt ook niemand er wat van.
Per 1 januari 2014 is de stapsgewijze verlaging van het aftrekpercentage voor aftrekbare kosten voor de eigen woning ingevoerd. Concreet betekent dit dat het percentage waartegen hypotheekrente in de hoogste schijf in aftrek kan worden gebracht (52%) elk jaar met 0,5% wordt verlaagd. In 2014 was dit dus 51,5% en in 2015 is dit gedaald naar 51%. Deze jaarlijkse daling met 0,5% houdt aan totdat de hypotheekrente tegen 38% in aftrek kan worden gebracht. Dat is zo ver in het jaar 2042.
Wegens de nihilwaardering raakt deze stapsgewijze verlaging van de hypotheekrenteaftrek niet het  deel van de hypotheek waarop de personeelskorting van toepassing is. Dit levert werknemers met een inkomen in de 52%-schijf uiteindelijk maximaal 14% voordeel op ten opzichte van werknemers met een personeelshypotheek en een inkomen dat niet in de 52%-schijf wordt belast. Dat vindt het kabinet ongewenst.

De voorgestelde fiscale behandeling van de personeelshypotheek
De nihilwaardering van korting op de rente van een personeelshypotheek, wordt  per 1 januari 2016 opgeheven. Dit geldt niet alleen voor werknemers met een loon in de 52%-schijf en een personeelshypotheek, maar voor alle personeelshypotheken. Het gevolg is dat het bedrag van de rentekorting als loon in aanmerking moet worden genomen. En het betekent ook dat de werknemer ditzelfde bedrag - naast de door hem daadwerkelijk betaalde hypotheekrente - als hypotheekrente mag aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Hypotheekrentekorting en de annuïteitenhypotheek
Als sprake is van personeelskorting op een hypotheek, dan moet voor het vaststellen van de annuïteit en voor de eis om de lening tenminste annuïtair af te lossen, uitgegaan worden van het hoge rentepercentage (alsof dus geen sprake is van personeelskorting).
Bij het vaststellen van de maandelijkse bijtelling bij het loon mag bij een variabele rente uitgegaan worden van een schatting van de gedurende het kalenderjaar genoten rentekorting. In het laatste loontijdvak vindt dan de ‘finale afrekening’ plaats aan de hand van de werkelijk genoten rentekorting. Dit geldt ook voor een annuïteitenlening, omdat bij een dergelijke lening het rentevoordeel ook maandelijks wijzigt.   

Hypotheekrentekorting en de werkkostenregeling (WKR)
Het is mogelijk om in het kader van de WKR bepaalde werkkosten aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel. Is de vrije ruimte al geheel benut, dan moet de werkgever 80% eindheffing over de aangewezen werkkosten betalen. In de Wet op de loonbelasting 1964 zijn bepaalde kosten uitgezonderd om als eindbestanddeel te worden aangewezen. Los van de vraag of het aanwijzen van hypotheekrentekorting voldoet aan het gebruikelijkheidscriterium, zal hypotheekrentekorting worden toegevoegd aan de kosten die niet als eindheffingsbestanddeel kunnen worden aangewezen.

Hypotheekrentekorting van oud-medewerkers
Het is mogelijk dat oud-medewerkers (hieronder worden elders nog actieve maar ook niet meer actieve werknemers verstaan) ook na hun uitdiensttreding nog rentekorting op hun personeelshypotheek ontvangen. De werkgever die deze korting verstrekt, is inhoudingsplichtig voor de loonheffing die moet worden afgedragen over het bij het loon opgetelde rentevoordeel. Er wordt overwogen om de inhoudingsplicht over dit rentevoordeel bij gepensioneerden te verleggen naar de pensioenuitvoerder.

Noot:

Wij zijn blij dat er nu duidelijkheid is gebracht in de al lang lopende discussie over de fiscale behandeling van personeelshypotheken. Het eventueel (relatief kleine) voordeel dat werknemers met een inkomen in de 52%-schijf hebben gehad in 2014 en 2015, wordt niet teruggedraaid. De voorgestelde regeling heeft alleen werking naar de toekomst.