Geen brutering van kansspelbelasting bij promotioneel kansspel

Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat geen brutering van kansspelbelasting bij een promotioneel kansspel hoeft plaats te vinden. De inspecteur heeft namelijk niet kunnen bewijzen dat belanghebbende op het moment van het uitreiken van de prijzen de verschuldigde kansspelbelasting voor haar rekening heeft genomen of de intentie daartoe had.

Belanghebbende biedt op haar website diverse producten te koop aan. Uitsluitend pashouders van belanghebbende kunnen deze producten kopen. Zij heeft circa 200.000 (contributie betalende) pashouders. Vanaf 2006 kunnen de pashouders prijzen winnen in het kader van een loyaliteitsprogramma. In een eerder stadium oordeelden Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam dat belanghebbende daarom € 353.220 kansspelbelasting moet betalen. In geschil is of de inspecteur terecht een bruteringsnaheffingsaanslag van
€ 144.272 heeft opgelegd. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt de inspecteur niet aannemelijk dat belanghebbende op het moment dat zij de prijzen ter beschikking stelde in feite al besloten had de kansspelbelasting voor haar rekening te nemen. Gelet op de eerdere procedures ging belanghebbende er namelijk vanuit dat geen kansspelbelasting was verschuldigd. De inspecteur is vervolgens in hoger beroep gegaan.

Hof Amsterdam bevestigt vervolgens de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Hierdoor vervalt de grond aan de in geding zijnde naheffing. Het beroep van de inspecteur is op basis daarvan ongegrond.
(Bron: Hof Amsterdam, 10 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5204)

Noot:

In de Wet op de kansspelbelasting is opgenomen dat voor het berekenen van de belasting de prijs met 100/71 wordt vermenigvuldigd wanneer degene die de prijs verschuldigd is ook de (kansspel)belasting voor zijn rekening neemt. Het kansspelbelastingtarief is namelijk 29%. Dit heet bruteren. In deze zaak was het doorslaggevende punt dat belanghebbende op het moment dat zij de prijzen ter beschikking stelde, geen intentie had de kansspelbelasting voor haar rekening te nemen. Hierdoor is er geen grond (meer) voor een bruteringsnaheffingsaanslag. De stelling van de inspecteur dat bij promotionele kansspelen slechts in 4,3% van de gevallen de kansspelbelasting wordt verhaald op prijswinnaars en/of het feit dat belanghebbende de kansspelbelasting (nog) niet heeft verhaald, vond geen soelaas.