In 2010 verkoopt een vader zijn woning aan zijn dochter en schoonzoon. De koopsom van de woning bedraagt € 250.000. In de akte van levering heeft de vader € 40.000 kwijtgescholden. De WOZ-waarde voor de woning bedroeg in 2010 € 258.000.
De dochter en schoonzoon hebben aangifte voor de schenkbelasting gedaan voor een bedrag van € 40.000.
De inspecteur heeft de schenking berekend over een voordeel van € 43.000 bestaande uit het verschil tussen de WOZ-waarde en de koopsom (€ 8.000) plus de kwijtschelding (€ 40.000) en verminderd met de vrijstelling (€ 5.000).
Hof Amsterdam volgt de redenering van de inspecteur, maar de Hoge Raad oordeelt anders. De Hoge Raad geeft aan dat verkoop van de woning tegen een prijs die gelijk is aan de waarde in het economische verkeer (WEV), geen schenking kan opleveren. Door die handeling wordt de koper niet verrijkt ten laste van het eigen vermogen van de verkoper. Niet in discussie was dat de WEV € 250.000 bedroeg. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en beslist dat € 35.000 (€ 40.000 kwijtschelding minus € 5.000 vrijstelling) belast moet worden.
(Bron: Hoge Raad, 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:319)
Noot:
In deze zaak was niet in discussie dat de kwijtschelding van een deel van de koopprijs (het bedrag van
€ 40.000) als schenking belast moet worden. De discussie zag uitsluitend op de vraag of het verschil tussen de WOZ-waarde en de gehanteerde verkoopprijs (die gelijk was aan de WEV) als een te belasten schenking moet worden beschouwd.
De Belastingdienst is uitgegaan van het wetsartikel 1) dat bepaalt dat een onroerende zaak die als woning in gebruik is, voor de verkrijging in aanmerking wordt genomen voor de WOZ-waarde. De Hoge Raad gaat terug naar de basis. Van een gift is sprake als iemand een handeling verricht die er op gericht is om een ander ten koste van het eigen vermogen te verrijken. Als daar geen sprake van is - zoals in deze casus - wordt niet meer toegekomen aan de WOZ-waarde.
De uitspraak is vooral van belang in tijden, zoals de afgelopen jaren, waarbij de WOZ-waarde hoger is dan de WEV.
Voor gevallen waarin de aanslag al definitief vaststaat, komt de uitspraak te laat. Alleen als de bezwaartermijn nog loopt of bij nog lopende procedures kan een beroep worden gedaan op deze uitspraak.
1) Artikel 21, vijfde lid Successiewet 1956