Kenbare fout: geen dubbel pensioen

Een vrouw ontvangt van de verzekeraar in 2018 twee opgaves voor bijzonder nabestaandenpensioen, mocht haar ex-echtgenoot komen te overlijden. De ene opgaaf meldt een bedrag van € 2.368,42 per jaar. Op de andere opgaaf staat een uitkering van € 2.107,72 per jaar. Deze laatste opgave vermeldt een ander polisnummer dan de eerste opgave.

In 2020 overlijdt de ex-echtgenoot en verstrekt de verzekeraar in oktober 2020 een uitkeringsformulier voor het polisnummer van de eerste opgave aan de vrouw. Een maand later informeert de verzekeraar de vrouw dat bij de overgang van het pensioen van een derde partij naar de verzekeraar abusievelijk het bijzonder nabestaandenpensioen twee maal is geadministreerd. De verzekeraar heeft dat bij een administratieve controle geconstateerd en gecorrigeerd, zonder de vrouw te informeren (de ex-echtgenoot is wel geïnformeerd).

De vrouw dient een klacht in bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KIFID. Zij is van mening dat de verzekeraar haar het vertrouwen heeft gegeven dat zij bij overlijden van haar ex-echtgenoot uitkeringen uit twee verzekeringen zou ontvangen.

De verzekeraar verweert zich door onder meer te stellen dat in de brieven - die bedoeld waren om te informeren - het volgende voorbehoud is opgenomen: “Op uw verzoek treft u onderstaand de laatste gegevens aan met betrekking tot bovengenoemde verzekering. Dit document is bedoeld om u te informeren. U kunt hieraan geen rechten ontlenen.”

De commissie geeft aan dat het zich goed kan voorstellen dat de consument door de beide brieven uit 2018 mogelijk in verwarring is gebracht. Maar het doen van onjuiste uitlatingen door een verzekeraar betekent niet dat er ook altijd sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen. Ook wijst de commissie op het hiervoor weergegeven voorbehoud.

De vrouw heeft niet weersproken dat zij wist dat haar aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen indertijd bij de andere uitvoerder was verzekerd onder één polisnummer.

De commissie concludeert dat het door de vrouw gedane beroep op gerechtvaardigd vertrouwen niet kan slagen. De vordering wordt afgewezen.

(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, 6 augustus 2021, nr. 2021-0713)

(oktober 2021)